Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2858/GB, 25 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2858/GB

Betreft: [klager] datum: 25 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Alphen aan den Rijn niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 december 2002 gedetineerd. Hij heeft een gevangenisstraf ondergaan en verblijft thans als passant in de gevangenis Alphen aan den Rijn, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, in afwachting van plaatsing in een
tbs-kliniek.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is van oordeel dat hij medisch gezien niet geschikt is voor een langer verblijf in een gevangenis of huis van bewaring (h.v.b.). De daar geldende regimes zijn te streng voor klager. Omdat hij
nog niet geplaatst kan worden in de dr. Henri van der Hoevenkliniek, zou hij graag geplaatst willen worden in een inrichting in de buurt van Amsterdam waar aan preklinische interventie wordt gedaan.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft klager de selectiefunctionaris verzocht hem over te plaatsen naar de dr. Henri van der Hoevenkliniek dan wel over te plaatsen naar het penitentiair selectiecentrum, alwaar zou kunnen worden onderzocht waar
klager het beste gedetineerd zou kunnen worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs. Nadat hij zijn gevangenisstraf had ondergaan, mocht hij, om hem niet in regime terug te laten gaan, in de gevangenis Alphen aan den Rijn blijven. Op 3 juni 2005 is klager vanuit deze inrichting
aangeboden voor plaatsing op een individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.). Voor een dergelijke selectiebeslissing bleek echter onvoldoende aanleiding. Gelet op de wens van klager om zo snel mogelijk te worden geplaatst in de dr. Henri van der
Hoevenkliniek, heeft de selectiefunctionaris in overleg met klager en zijn partner, besloten om klager over te plaatsen naar het h.v.b. Utrecht te Nieuwegein. Dit mede in de veronderstelling dat de zogenoemd pré-klinische interventie daar zijn intrede
had gedaan. Achteraf bleek dat niet het geval te zijn, terwijl evenmin viel te verwachten dat dit op korte termijn zal worden gerealiseerd. Daarop is klager, nadat hij bezwaar had gemaakt, weer teruggeplaatst naar de gevangenis Alphen aan den Rijn,
waar
hij, anders dan in het h.v.b. Utrecht, weer gebruik kon maken van de faciliteiten die nu eenmaal in een regime van algehele gemeenschap worden geboden.
Tegen de laatste beslissing richt het thans voorliggende bezwaar zich. In het bezwaarschrift vraagt klager uitdrukkelijk te worden overgeplaatst naar de dr. Henri van der Hoevenkliniek. Omdat de selectiefunctionaris in deze niet bevoegd is, heeft hij
klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift.
Overigens is de selectiefunctionaris van oordeel dat klager wel reden tot klagen heeft, omdat hij al sinds 4 oktober 2004 tbs-passant is en de dr. Henri van der Hoevenkliniek nog steeds zijn pré-klinische interventie niet heeft geïmplementeerd, terwijl
andere tbs-inrichtingen dit inmiddels wel hebben gedaan.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing hem terug te plaatsen naar de gevangenis Alphen aan den Rijn. In dat bezwaarschrift heeft klager zonder nadere motivering aangegeven medisch gezien niet langer geschikt te zijn voor
een verblijf in een h.v.b. of een gevangenis. Voorts heeft hij twee verzoeken in dat bezwaarschrift aan de selectiefunctionaris voorgelegd, te weten:
a. een verzoek tot overplaatsing naar de dr. Henri van der Hoevenkliniek en
b. een verzoek tot overplaatsing naar het penitentiair selectiecentrum.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris in zijn reactie op het bezwaarschrift alleen is ingegaan op de onder 4.1 genoemde vraag a. De selectiefunctionaris heeft aangegeven niet bevoegd te zijn terzake een beslissing te nemen
en heeft klager niet-ontvankelijk in zijn bezwaarschrift verklaard. Het is juist dat de selectiefunctionaris niet bevoegd is een beslissing te nemen. Verzoeken om overplaatsing naar een tbs-inrichting dienen namelijk te worden gericht aan de Minister
van Justitie (sector tbs, afdeling individuele zaken).

4.3. De beroepscommissie stelt voorts vast dat de selectiefunctionaris niet is ingegaan op de stelling van klager dat hij medisch gezien niet geschikt is voor een langer verblijf in een h.v.b. of een gevangenis, in dit geval de gevangenis Alphen aan
den Rijn. Zij stelt voorts vast dat de selectiefunctionaris evenmin is ingegaan op het met klagers genoemde stelling samenhangende verzoek hem over te plaatsen naar het penitentiair selectiecentrum teneinde aldaar te kunnen laten beoordelen waar klager
het beste in detentie kan verblijven. In zoverre is sprake van een onzorgvuldige besluitvorming.

4.4. Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal klagers beroep gegrond worden verklaard. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij alsnog op de onder 4.3 bedoelde punten dient te worden ingegaan. Aan
klager zal geen tegemoetkoming worden toegekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van vier weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 25 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven