nummer: 06/119/SGA
betreft: 82 gedetineerden datum: 24 januari 2006
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.C. van der Veen – van der
Loo, namens
de directeur van de gevangenis Veenhuizen, verder verzoeker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 6 januari 2006 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op klachten van 82 gedetineerden, verder te noemen
klagers. Achter deze uitspraak is een bijlage gevoegd, waarop de namen van de afzonderlijke klagers staan vermeld.
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van de gevangenis Veenhuizen, strekkende tot beëindiging van de deelname van een gedetineerdenvoetbalteam aan de reguliere voetbalcompetitie van de KNVB.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en de – tot het niet meer mogen deelnemen van een gedetineerdenvoetbalteam aan de KNVB-competitie strekkende – beslissing van de directeur vernietigd.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift, alsook van de schriftelijke reactie van klagers en hun raadsman mr. M. Baijens op
het schorsingsverzoek.
1. De standpunten van verzoeker en van klagers
Uit de inlichtingen van verzoeker komt naar voren dat de directeur op dit moment niet kan beslissen tot het (opnieuw) laten deelnemen van het voetbalteam van de gevangenis Veenhuizen aan de KNVB-competitie. Daarvoor dient dit team te worden
ingeschreven
en dit kan enkel voor aanvang van een nieuw seizoen. Om die reden is er ook geen aanleiding om thans de gedetineerden in staat te stellen deel te nemen aan trainingen en voorbereidingen voor die competitie. Indien de directeur uitvoering zou moeten
geven aan de uitspraak van de beklagcommissie, heeft dit verstrekkende gevolgen voor de organisatie van de inrichting. Een deel van de reorganisatie zou in dat geval al moeten worden teruggedraaid, terwijl nog niet onherroepelijk op het beklag is
beslist.
Uit de schriftelijke reactie van en namens klagers komt – voorzover in het kader van het schorsingsverzoek van belang – naar voren dat klagers van mening zijn dat het schorsingsverzoek moet worden afgewezen. Door een dergelijke schorsing zou immers
afbreuk worden gedaan aan de uitspraak van de beklagcommissie. In dat geval kan immers niet tijdig worden overgegaan tot inschrijving van het betreffende team bij de KNVB. Anders dan door de directeur is gesteld, is voor de voorbereiding van en
deelname
aan wedstrijden geen extra personeel nodig. Dat personeel is ook nu steeds aanwezig. Verder heeft de directeur naar de mening van klagers niet tijdig om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur verzocht. Om die reden moet
hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat het op grond van het bepaalde in artikel 70, tweede lid, van de Pbw, voor de directeur dan wel de gedetineerde mogelijk is om schorsingsverzoeken in te dienen tegen de uitspraak van de beklagcommissie hangende de
behandeling van het door de directeur respectievelijk de gedetineerde ingediende beroepschrift. De wet verbindt daaraan geen termijn waarbinnen een dergelijk verzoek moet worden ingediend. De directeur is daarom, nu vast staat dat tegen de uitspraak
van
de beklagcommissie beroep is ingesteld, ontvankelijk in zijn verzoek.
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak de beslissing van de directeur, ertoe strekkende dat de in de inrichting verblijvende gedetineerden niet langer met een voetbalteam mogen deelnemen aan de reguliere voetbalcompetitie, vernietigd. De strekking
van deze uitspraak is naar het oordeel van de voorzitter dat de oude situatie moet herleven. De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte
bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig
onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat hier het geval. Indien immers de directeur thans gevolg zou
moeten geven aan de uitspraak van de beklagcommissie zou dat (mogelijk) betekenen dat de reorganisatie voor een deel moet worden teruggedraaid en dat aanpassingen moeten worden gemaakt in het dienstrooster van de inrichting. Op het beklag is evenwel
niet onherroepelijk beslist. Indien het door de directeur ingestelde beroep gegrond zou worden verklaard, zou dat – indien de voorzitter thans het schorsingsverzoek zou afwijzen – betekenen dat de wijzigingen in de organisatie en het personeelsrooster
weer ongedaan gemaakt zouden moeten worden en dat de door de gedetineerden beoogde inschrijving van het voetbalteam voor de competitie weer zou moeten worden ingetrokken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur in ieder geval
een
gerechtvaardigd en spoedeisend belang om – in afwachting van de uitspraak van de beroepscommissie – het personeelsrooster zo min mogelijk te moeten wijzigen. Dat belang van de directeur weegt, afgezet tegen het belang van de gedetineerden om hun
voetbalteam zo spoedig mogelijk in te mogen schrijven voor de competitie, vooralsnog zwaarder. Daarbij houdt de voorzitter tevens rekening met de omstandigheid dat het hem ambtshalve bekend is dat het beroep van de directeur op korte termijn zal worden
behandeld. Gelet daarop zal het verzoek van de directeur worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beslissing worden geschorst tot het moment waarop op het beroep is beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 januari 2006.
secretaris voorzitter