Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2512/GM, 17 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2512/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.E. de Jong, advocaat te Nieuwegein, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 oktober 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. M. Haverkort, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Breda heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 augustus 2005, betreft het verstrekken van verkeerde medicatie uit financiële overwegingen.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Door en namens klaagster is de klacht als volgt toegelicht.
Klaagster heeft bij binnenkomst bij de medische dienst aangegeven dat zij medicijnen nodig had voor haar aandoening, te weten sikkelcelanemie. Vervolgens heeft de inrichtingsarts haar andere middelen voorgeschreven dan zij eerder kreeg via haar
huisarts. Klaagster gebruikte toen Maxalt en Ferrogradumet. Klaagster heeft die medicijnen gebruikt maar is daarmee gestopt toen zij last kreeg van bijwerkingen. Met name van buikpijn. Klaagster heeft daarnaast last van migraineaanvallen. Door de
inrichtingsarts werd haar daartegen een medicijn verstrekt. De volgende dag had zij echter een bloeding in het oog. Klaagster denkt dat dit is ontstaan door het gebruik van die antimigraine medicijn. Klaagster heeft daarover met een GGD-arts gesproken,
en deze gaf aan dat die bloeding mogelijk een gevolg van die medicijnen kon zijn. Klaagster wil graag weer de medicijnen verstrekt krijgen die zij via haar huisarts voorgeschreven kreeg. Een vervangende inrichtingsarts heeft klaagster op enig moment
Maxalt voorgeschreven. Klaagster heeft daar baat bij gehad. Desondanks is die verstrekking van dat middel vervolgens weer gestopt. Klaagster is niet afdoende behandeld door de inrichtingsarts en daarnaast heeft zij verkeerde medicatie verstrekt
gekregen. Tegen klaagster is gezegd dat zij last had van spanningshoofdpijn, dat is niet juist, zij heeft last van migraine. Dat is haar verteld door de behandelend hematoloog van het Erasmusziekenhuis in Rotterdam. Klaagster weet dat zij slechts zes
maal per maand Maxalt mag gebruiken. Zij neemt dat middel alleen als het nodig is en niet vaker dan zes maal per maand. Klaagster heeft in de inrichting bloedonderzoeken gehad. Het laatste onderzoek was op 25 november 2005.

De inrichtingsarts heeft zijn tegenover de medisch adviseur ingenomen standpunt als volgt nader (schriftelijk) toegelicht.
Wellicht zou één en ander anders zijn gelopen als klaagsters huisarts eerder had gereageerd. De inrichtingsarts heeft klaagster op 6 juni 2005 voor het eerst gezien. De huisarts heeft pas – na een herhaald verzoek – op 21 juli 2005 gereageerd op een
verzoek om inlichtingen. Aan klaagster is Migrafin voorgeschreven, welk middel bedoeld is voor migraineachtige hoofdpijn. Klaagster heeft daarnaast sikkelcel/trait, dat is geen ziekte maar een erfelijke aanleg voor sikkelcelanemie. Omdat de gezonde
helft van het erfelijk materiaal de aanleg voor die anemie compenseert, is er geen sprake van een ziekte. Klaagsters hemoglobinegehalte is (laag)normaal en er is voldoende ijzer in haar bloed aanwezig. Klaagster wenste een dagelijkse verstrekking van
Maxalt. Dagelijkse verstrekking is bij migraine niet noodzakelijk omdat haar migraineaanvallen minder vaak voorkomen. Blijkens het etiket van de door klaagsters huisarts verstrekte medicatie, kreeg zij slechts een beperkte hoeveelheid voorgeschreven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de klacht met name is gericht tegen het niet verstrekken van Ferrogradumet en het niet verstrekken van Maxalt, één en ander in het kader van de gewenste behandeling voor klaagster bloedaandoening en migraine.
Ten aanzien van het niet verstrekken van Ferrogradumet overweegt de beroepscommissie dat de verstrekking van dat middel in de strikte medische zin niet noodzakelijk is bij een aandoening als die van klaagster. Daarnaast geldt nog dat het gebruik van
Ferrogradumet in het Farmacotherapeutisch kompas wordt afgeraden. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het niet aan klaagster verstrekken van Ferrogradumet niet kan worden aangemerkt als in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Ten aanzien van het niet verstrekken van Maxalt overweegt de beroepscommissie dat de inrichtingsarts de migraineaanvallen in eerste instantie heeft willen bestrijden met het voorschrijven van het middel Migrafin. Zulks is – mede gezien in het licht van
hetgeen omtrent Maxalt in het Farmacotherapeutisch Kompas staat vermeld – naar het oordeel van de beroepscommissie een adequate behandelwijze van klaagsters klachten. Hetgeen door klaagster wordt gesteld met betrekking tot de bijwerking van het haar
verstrekte geneesmiddel – een bloeding aan het oog – doet daaraan niet af. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het niet aan klaagster verstrekken van het middel Maxalt eveneens niet kan
worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal daarom op beide onderdelen ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. M.F. van Brederode - Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven