Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2532/GM, 17 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2532/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Nederhof te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 oktober 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer is het beroep van klager behandeld.
Klager heeft aangegeven niet ter zitting te kunnen verschijnen en hij heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 augustus 2005, betreft het niet adequaat behandelen van klachten aan onderarmen en handen, mogelijk samenhangend met eerdere verkeersongevallen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Nadat klager twee weken gestopt was met de arbeid, zijn de klachten duidelijk verminderd. Klager is daarom van mening dat er een duidelijk verband is tussen zijn klachten en de arbeid die hij moest verrichten. De
arts van De Nederhof heeft klagers klachten niet serieus genomen, hij luisterde niet naar klager. Klager is op 22 september 2005 bij zijn eigen huisarts geweest. Deze adviseerde klager om een neuroloog te consulteren en om fysiotherapie te ondergaan.
Pas nadat de huisarts dit advies had gegeven, is de inrichtingsarts serieus met klagers klachten omgegaan.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft klachten na verkeersongevallen. Het betreft met name posttraumatische klachten aan het linker
been. Klager eist een chronische behandeling. Volgens de arts is er geen indicatie voor het voorschrijven van fysiotherapie. Klager heeft een aantal oefeningen die hij in samenspraak met de fitnessoefenmeester dient te verrichten. Klager neemt in de
inrichting normaal deel aan het arbeidsproces.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat – buiten hetgeen de inrichtingsarts naar voren heeft gebracht op verzoek van de medisch adviseur – de inrichtingsarts geen nadere toelichting heeft gegeven ten aanzien van de klacht en dat ook het medisch dossier van
klager niet is overgelegd. Daarom kan niet worden beoordeeld of klagers klachten door de inrichtingsarts al dan niet adequaat zijn behandeld. Dat maakt dat het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van klagers klachten – nu één en ander door de
inrichtingsarts niet wordt weersproken - moet worden aangemerkt als kennelijk in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Naar het oordeel van de beroepscommissie vormt de enkele gegrondverklaring voldoende tegemoetkoming voor klager. Zij zal daarom geen financiële tegemoetkoming vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. M.F. van Brederode - Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven