Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3135/GV, 17 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3135/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 december 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt – voorzover van belang en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het verlof is op onterechte gronden afgewezen. Er
is sprake van strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Klagers beroep tegen de beslissing om hem niet in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te plaatsen maar in een gesloten inrichting, is door de beroepscommissie op 14 november
2005 gegrond verklaard. Klager is vrijgesproken van de hem telastegelegde moord en het delict waarvoor hij wel is veroordeeld heeft niet plaatsgevonden in de omgeving waar hij zijn verlof zal doorbrengen. Daarnaast geldt nog dat hij uiteindelijk toch
terug zal keren in die plaats en dat de buurtbewoners aan zijn aanwezigheid zullen moeten wennen. De adviezen van de politie en het openbaar ministerie worden vreemd gevonden omdat deze instanties bij klagers selectieadvies aangaven geen bezwaar te
hebben tegen een plaatsing in een b.b.i.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Er is een inschatting gemaakt van de risico’s met betrekking tot het verlenen van algemeen verlof. Het advies van de politie d.d. 30 november 2005 is negatief op grond van klagers voorgeschiedenis. Het openbaar ministerie heeft zich in zijn advies van
12 december 2005 aangesloten bij dat advies van de politie. Gelet daarop wordt het verlenen van algemeen verlof niet verantwoord geacht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch heeft op 12 december 2005 aangegeven aan te sluiten bij het negatieve advies van de politie van het District Oosterhout, team Geertruidenberg-Drimmelen.
De politie van het District Oosterhout, team Geertruidenberg-Drimmelen heeft op 30 november 2005 negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens – kortweg – gemeenschap met een wilsonbekwame en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 december 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

In haar uitspraak d.d. 14 november 2005 heeft de beroepscommissie het beroep van klager (met kenmerk 05/2254/GB) terzake van de beslissing om hem te plaatsen in unit 2 (gevangenis) van de locatie Dordtse Poorten, een inrichting met een normaal
beveiligingsniveau, gegrond verklaard en aan de selectiefunctionaris opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding daarvan op 2 januari 2006 besloten tot
klagers plaatsing in de b.b.i. Maashegge, welke plaatsing overigens thans nog niet is gerealiseerd. Daaruit leidt de beroepscommissie af dat de Minister, voor wie de selectiefunctionaris de overplaatsings- en verlofbeslissingen neemt, in ieder geval
vanaf dat moment geen bezwaar meer heeft tegen regimair verlof van klager en dus ook niet tegen een eventueel algemeen verlof. Daaruit volgt dat, indien de selectiefunctionaris binnen de door de beroepscommissie in haar uitspraak gestelde termijn zou
hebben beslist, die bezwaren ten tijde van de beslissing op het verzoek om onderhavig algemeen verlof onvoldoende zwaarwegend zouden zijn geweest om tot een afwijzing van dat verzoek te kunnen komen. Dat maakt dat de beslissing van de Minister - bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen – in dit geval als onredelijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beslissing van 16 december 2005 zal worden vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen om
binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met in achtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor de vaststelling van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 januari 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven