nummer: 05/1723/TP en 05/2464/TP
betreft: [klager] datum: 16 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
tegen twee beslissingen van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. J. Steenbrink. Namens de Minister is gehoord [...].
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) a. met ingang van 15 juli 2005 verlengd tot en met 12 oktober 2005 en b. met ingang van 13 oktober 2005
verlengd tot en met 10 januari 2006.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 25 juli 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 19 januari 2004 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 24 oktober 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat
hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 8 juli 2005 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 15 juli 2005 met drie maanden is verlengd tot en met 12 oktober 2005. Klager is
terzake op 5 juli 2005 gehoord. Bij brief van 30 september 2005 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 13 oktober 2005 met drie maanden is
verlengd tot en met 10 januari 2006. Klager is terzake op 26 september 2005 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 23 oktober 2005.
Klager verblijft thans in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Contact is opgenomen met de psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Leeuwarden. De psychiater stelde dat hij met dit soort medische verklaringen niet overweg kon. De conclusie
dat het uiterst onwenselijk is dat klager langer in een p.i. verblijft, is door hem niet in zijn algemeenheid getrokken, maar heeft wel degelijk betrekking op klagers persoonlijke situatie. Gesteld wordt dat er geen signalen zijn, die erop duiden dat
klager met voorrang geplaatst moet worden. Klager functioneerde niet goed in de BIBA en is overgeplaatst naar de Marwei. Vanuit de Marwei is hij overgeplaatst naar Vught. In Vught is hem gisteren rapport aangezegd. Dit zijn signalen dat het niet goed
gaat met klager in detentie. Klager heeft telkens problemen met het personeel. Gisteren heeft hij rapport gehad, omdat het personeel zich door zijn houding bedreigd voelde. Dit was onterecht. Klager heeft tegen een andere gedetineerde gezegd dat de
gaten, die er gegraven waren, voor foute bewaarders bestemd waren. Deze opmerking was niet bedoeld voor het personeelslid dat daarbij aanwezig was. Klager wil niet het PKI-traject in, omdat hij al driemaal is overgeplaatst. Dat is te onrustig voor hem.
Hij is net in Vught geplaatst.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens de huidige capaciteit binnen de tbs-sector nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissingen geen signalen omtrent
detentieongeschiktheid vanuit de p.i., waar hij verbleef, ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring van de FPD Leeuwarden is het uiterst ongewenst dat klager langer in een p.i. verblijft, maar is klager niet detentieongeschikt. Er is
telefonisch contact opgenomen met de betreffende psychiater van de FPD Leeuwarden. Het is zijn visie dat tbs-passanten in het algemeen niet in een p.i. dienen te wachten op plaatsing in een tbs-inrichting. Uit de medische verklaring van de FPD Den
Bosch
blijkt dat klager niet detentieongeschikt is. Er is telefonisch contact opgenomen met de psychiater van de p.i. Vught, waar klager thans verblijft. Op zich gaat het goed met hem, maar hij wil heel graag geplaatst worden in een tbs-inrichting. Gisteren
heeft hij een rapport gekregen voor bedreiging van personeel. Er zijn geen signalen, die duiden op detentieongeschiktheid. Afgesproken is met de p.i. dat, indien er wel dergelijke signalen zijn, zij dit melden. Dit is dan reden voor een vervroegde
plaatsing. Inmiddels is klager geselecteerd voor Oldenkotte. Verwacht wordt dat hij daar in februari/maart 2006 geplaatst zal worden.
4. De beoordeling
Klager was ten tijde van de bestreden beslissingen als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op die momenten lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevens
opgelegde
tbs; deze was nog niet aangevangen.
Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.
Uit de medische verklaring van 6 september 2005 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Leeuwarden volgt dat, hoewel het uiterst onwenselijk is dat klager langer in een p.i. verblijft, het niet zo is dat hij ongeschikt is om in een p.i. te
verblijven. Uit de medische verklaring van 15 november 2005 van de FPD te Den Bosch volgt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd. De
beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissingen nog geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Wel onderschrijft de beroepscommissie de dringende wenselijkheid van een
spoedige plaatsing. De Minister heeft gesteld dat naar verwacht wordt klager in februari/maart 2006 in Oldenkotte zal worden geplaatst. De beroepscommissie acht een nog veel langer voortduren van klagers detentiesituatie, gelet op klagers psychische
conditie, niet verantwoord.
De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting mocht worden verlengd van 15 juli 2005 tot en met 12 oktober 2005 en van 13 oktober 2005 tot 23 oktober 2005.
Overigens wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat na het nemen van de bestreden beslissingen op 23 oktober 2005 de tbs van klager is aangevangen niet afdoet aan het oordeel dat ten tijde van het verstrijken van de onderhavige wachttermijn nog
verlenging krachtens artikel 76 PBW mogelijk was. Wel dient hij vanaf 23 oktober 2005 te worden beschouwd als tbs-passant in de zin van artikel 12 Bvt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2006
secretaris voorzitter