Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2333/GA, 12 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2333/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2005, gehouden in de locatie Zwolle is [...], waarnemend unit-directeur bij voormelde gevangenis gehoord.
Hoewel klager naar de zitting is vervoerd, is hij niet gehoord omdat hij na aankomst in de locatie Zwolle zich heftig heeft verzet tegen de binnen de inrichting geldende procedurele regels.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht door te verwijzen naar het voor de beklagcommissie ingediende verweerschrift van 29 juli 2005. Aan klager is op 10 juli 2005 een disciplinaire straf opgelegd
in verband met vernieling en beschadiging van zijn cel. Het schadebedrag bedraagt € 3.500,=. Hiervan is aangifte gedaan bij de politie. De orde en rust binnen de inrichting waren dusdanig verstoord dat besloten is klager, naast de opgelegde
disciplinaire straf eveneens ter selectie aan te bieden voor overplaatsing. Op 10 juli 2005 is klager gehoord voor de disciplinaire straf. Toen is hem tevens medegedeeld dat hij na de disciplinaire straf een ordemaatregel opgelegd zou krijgen in
afwachting van externe overplaatsing. Na beëindiging van de straf zou klager gehoord moeten worden, klager was echter boos. Het had geen zin hem te horen; zijn gemoedstoestand liet dat niet toe. Op 24 juli 2005 om 18.00 uur is de ordemaatregel
ingegaan.
Klager heeft de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel niet in ontvangst willen nemen, omdat hij naar zijn zeggen de directie niet had gesproken. Op 10 juli 2005 was hem dit reeds medegedeeld. Klager is op 26 juli 2005 overgeplaatst naar de p.i.
Vught, waarmee de ordemaatregel werd beëindigd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid juncto artikel 23, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c, Pbw dient klager te worden gehoord alvorens een beslissing tot het opleggen van een ordemaatregel wordt genomen. Op grond van het
derde
lid van voornoemd artikel 57, Pbw kan het horen achterwege blijven indien onder meer de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.
Uit de stukken is gebleken dat klager voor oplegging van de ordemaatregel niet afzonderlijk is gehoord. Ter zitting is door de directeur betoogd dat dit gelet op klagers gemoedstoestand niet mogelijk was. Klager was boos en het had geen zin om hem te
horen. De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden het achterwege laten klager te horen de directeur niet kan worden verweten. De gemoedstoestand van klager stond hieraan in de weg.
Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager af te zonderen alvorens hij zal worden overgeplaatst, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk is. Het beroep dient
derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven