Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2334/GA, 12 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2334/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2005, gehouden in de locatie Zwolle is [...], waarnemend unit-directeur bij voormelde gevangenis gehoord.
Hoewel klager naar de zitting is vervoerd, is hij niet gehoord omdat hij na aankomst in de locatie Zwolle zich heftig heeft verzet tegen de binnen de inrichting geldende procedurele regels.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel inhoudende een verbod van het bezit van vogels op klagers cel voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht door te verwijzen naar het voor de beklagcommissie ingediende verweerschrift van 20 juli 2005. Aan klager is de maatregel opgelegd nadat hij meerdere malen
was
gewaarschuwd vanwege het feit dat zijn vogels los over de afdeling vlogen. Klager was niet zorgvuldig met zijn vogels omgesprongen. De vogels zouden op 10 juli 2005 uitgevoerd worden. Bij inbeslagname van de vogels wilde klager een verklaring dat zijn
vogels gezond waren. Deze verklaring kon het dienstdoende personeel hem niet geven, wel werd aan klager meegedeeld dat de vogels op de afdeling verbleven. De vogels verbleven op de teamkamer van de afdeling. Klager ging echter niet akkoord en heeft
hierop zijn complete celinventaris vernield. Hiervoor is hij in afzondering geplaatst. Op 11 juli 2005 heeft de voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming de beslissing geschorst. De uitspraak kon niet
worden uitgevoerd omdat klager in de strafcel was geplaatst.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel 23 van de Pbw, duurt de uitsluiting ten hoogste twee weken.
Uit de schriftelijk mededeling van 11 juli 2005 van de aan klager opgelegde ordemaatregel blijkt dat het klager gedurende drie maanden niet is toegestaan vogels op zijn cel te houden. De maatregel gaat in op 10 juli 2005 om 12.00 uur en eindigt op 6
oktober 2005 om 12.00 uur. De beslissing van de directeur is in strijd met voormeld artikel 23 van de Pbw dat immers uitgaat van een maximale termijn van twee weken. De beslissing van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven. Het beroep
zal
gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig een tegemoetkoming aan klager te verlenen.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat de directeur op grond van onderdeel 4.5.1.2. van de ministeriële Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen de mogelijkheid had het bezit van vogels op de cel niet langer toe te staan. In
tegenstelling tot de maatregel is aan deze beslissing in beginsel geen maximale termijn verbonden. Onduidelijk is gebleven waarom de directeur niet voor deze mogelijkheid heeft gekozen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven