nummer: 05/2310/GA
betreft: [klager] datum: 3 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie de Leuvense Poort te ‘s-Hertogenbosch,
gericht tegen een uitspraak van 21 september 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager[...], unit-directeur bij voormelde locatie, en [...], werkmeester bij voormelde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager geen wachtgeld heeft ontvangen in de periode dat hem geen arbeid is aangeboden, terwijl hij zich wel voor de arbeid had opgegeven.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De werkmeester heeft ter zitting verklaard dat celwerk onder gedetineerden erg populair is; iedereen wil het graag doen als het beschikbaar is. Klager was de enige die geen celwerk wilde verrichten. Dat is uitzonderlijk, vandaar dat de werkmeester dat
onthouden heeft. De werkmeester heeft klager werk aangeboden, zonder dat hij wist dat er door klager beklag was ingesteld. Klager gaf desgevraagd duidelijk aan dat hij geen celwerk wenste te verrichten.
De unit-directeur heeft hieraan nog toegevoegd dat ten tijde van de zitting van de beklagrechter contact is gezocht met de werkmeester. Deze heeft desgevraagd een verklaring opgesteld. De exacte datum waarop aan klager celwerk is aangeboden is niet
bekend.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft de werkmeester die ter zitting verscheen nimmer aan zijn celdeur gehad. Pas nadat hij beklag had ingesteld, is er iemand bij hem geweest die aangaf dat hij gehoord zou hebben dat klager wel celwerk zou willen verrichten. Klager wilde weten
van
wie hij dit vernomen zou hebben, hij heeft niet aangegeven geen celwerk te willen. Deze man bleek later de werkmeester te zijn. Klager heeft gedurende zijn hele verblijf tot 14 oktober 2005 in de locatie De Leuvense Poort niet gewerkt en ook geen
wachtgeld gehad.
3. De beoordeling
Het beklag betreft het niet ontvangen van wachtgeld in de eerste week van klagers verblijf in de inrichting. Ter zitting heeft de werkmeester verklaard dat klager celwerk is aangeboden voordat klager beklag had ingesteld. Daarmee is echter nog niet
komen vast te staan dat dit celwerk in de eerste week van klagers verblijf in de inrichting is aangeboden. Mitsdien is niet aannemelijk geworden dat klager celwerk in bedoelde periode heeft geweigerd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 januari 2006
secretaris voorzitter