Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2651/GB, 3 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2651/GB

Betreft: [klager] datum: 3 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.D. ‘t Zand, op 9 december 2005 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperkt gemeenschaps geschikten (b.g.g.) en psychologisch onvolwassenen (jovo) Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis voor jovo De Schie te Rotterdam. Op 23 september 2005 is overgeplaatst naar de gevangenis b.g.g. en jovo Nieuw Vosseveld, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Klager werd aangevallen en probeerde de andere gedetineerde te stoppen. Vervolgens heeft klager enkel gehandeld uit zelfverdediging. Hierbij kwamen zijn vingers bekneld tussen de kiezen van de medegedetineerde. Bij zijn poging uit de situatie los te
komen heeft hij de medegedetineerde wat krassen in het gezicht toegebracht met een pen. Er was geen sprake van een steekwapen. Hieromtrent is overigens naderhand ook niets vastgesteld. Evenmin is er een medische verklaring opgesteld over de aard van de
verwondingen. Klager wil graag getuigen laten horen om vast te laten stellen dat hij enkel uit zelfverdediging gehandeld heeft. Het betrof een incident. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat klager op enigerlei wijze in herhaling zal vallen.
Klager wil weer worden teruggeplaatst naar een meer open setting en wel in de regio Amsterdam.

Klager heeft hieraan, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd.
Hij heeft de toedracht toegelicht aan de directeur. Deze zou de dag erna langskomen om het verhaal nogmaals aan te horen. Dit heeft hij niet gedaan.
Klager zou later in de week van het incident hoofdreiniger worden. Voorts zou hij eind december 2005 onder elektronisch toezicht gesteld worden. Hij zou weer bij zijn oude werkgever kunnen gaan werken. Het incident, waarbij hem feitelijk geen blaam
treft, is van grote invloed op zijn detentie verloop.
Klager heeft een klaagschrift ingevuld, maar omdat hij dacht dat hij na een verblijf van acht dagen in de landelijke afzondering weer naar zijn eigen inrichting terug zou gaan, heeft hij het beklag niet ingediend.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de ter beschikking gestelde rapportage komt naar voren dat klager betrokken is geweest bij een incident waarbij hij een medegedetineerde ernstig heeft mishandeld. Klager geeft zelf aan niet begonnen te zijn met de agressie, maar duidelijk is dat
dit
niet controleerbaar is. Feit is echter dat de medegedetineerde dermate ernstig gewond was (diverse steken in het gezicht) dat behandeling in het ziekenhuis noodzakelijk was. Duidelijk mag zijn dat het verwonden van een medegedetineerde op een
dergelijke
wijze volstrekt ontoelaatbaar is en dat dit de orde en de rust binnen een locatie ernstig verstoort. Ook is het eigen rechter spelen en het doen van uitspraken naar personeel, in de trant van dat er soms iets moet gebeuren wat noodzakelijk is,
ontoelaatbaar. Het maakt klager ongeschikt voor een afdeling waar gedetineerden een redelijke vrijheid genieten. Een afdeling waar een duidelijke structuur is en waar klager goed gevolgd kan worden is daarom noodzakelijk geacht.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om getuigen te horen af.

4.2. De gevangenis b.g.g. en jovo Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en betrokkenheid bij het incident, waarbij een medegedetineerde aan het gezicht gewond is geraakt als gevolg van het feit dat klager met een scherp voorwerp in diens gezicht heeft gekrast,
verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Dat hij uit zelfverdediging zou hebben gehandeld, wat hier ook van zij, doet daaraan niet af. Dit alles klemt te meer nu klager naar aanleiding van de
hem opgelegde maatregel als gevolg van voormeld incident geen beklag heeft ingediend bij de beklagcommissie verbonden aan de inrichting waar de maatregel is opgelegd, zodat er van moet worden uitgegaan dat de maatregel terecht is opgelegd. Derhalve is
de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven