Nummer: 05/2738/GB
Betreft: [klager] datum: 3 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op 30 november 2005 is klager in de gevangenis Veenhuizen gehoord door een plaatsvervangend lid van de Raad, betreffende zijn overplaatsing vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Fleddervoort te Veenhuizen naar de gevangenis
Veenhuizen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen zijn terugplaatsing naar een gesloten inrichting ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 19 oktober 2004 gedetineerd. Op 6 december 2005 is hij, na een verblijf in de gevangenis Veenhuizen, overgeplaatst naar de gevangenis De Marwei, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Hij blijft bij hetgeen hij in zijn beroepschrift van 9 november 2005 en de daarbij behorende bijlagen heeft aangevoerd en weerspreekt al hetgeen de selectiefunctionaris, de reclassering en de officier van justitie meer, anders of in strijd daarmee
hebben gesteld. Klager wil alsnog in de gelegenheid worden gesteld om aan een penitentiair programma (p.p.) deel te nemen en meent dat hij daarop ook recht heeft, gelet op zijn functioneren in de z.b.b.i. Klager heeft nog steeds een goede relatie met
zijn vriendin; zij is in het geheel niet bang voor hem. Ze spreken elkaar regelmatig. Ook gisteren had hij nog een goed gesprek met haar over de telefoon. Van klager kan in redelijkheid niet worden verlangd dat hij in zijn vrije tijd niet in hun
gemeenschappelijk huis te Leeuwarden komt; hij staat daar immers ook ingeschreven. Als aan zijn deelname aan een p.p. echter als voorwaarde wordt gesteld dat hij niet in Leeuwarden mag komen, zal hij zich aan die voorwaarde houden. Voorzover nodig kan
klager terecht bij het Leger des Heils te Zwolle aan de Van Walsumlaan nr. 1. Ten overvloede wijst klager er nog op dat hij aan de selectie-eisen voor een p.p. voldoet en dat de officier van justitie niet afwijzend staat tegenover zijn deelname aan een
p.p., mits hij niet in Leeuwarden komt. Gelet op zijn v.i.-datum verzoekt klager het beroep met voorrang te behandelen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In de beschikking d.d. 29 juli 2005 is aangegeven dat klager in een stapeltraject z.b.b.i./p.p. met e.t. geplaatst werd. Of hij aansluitend daadwerkelijk in een p.p. geplaatst zou worden was afhankelijk van klagers functioneren in de z.b.b.i. en de
inhoud van het programma, dat gericht zou moeten zijn op klagers criminogene factoren. Voor wat betreft klagers functioneren zijn er geen contra-indicaties om hem aansluitend in een p.p. te plaatsen. Voor wat betreft de daadwerkelijke invulling zijn er
wel contra-indicaties. De reclassering is door voortschrijdend inzicht tot een negatief advies gekomen. Klagers functioneren in de thuissituatie tijdens de regimaire verloven laat namelijk te wensen over. Daarnaast heeft het openbaar ministerie
aangegeven alleen mogelijkheden voor klager te zien op een ander verlofadres. Op basis van beide adviezen is besloten af te zien van plaatsing in een p.p. Gelet op de twijfels omtrent de aanvaardbaarheid van het verlofadres is tevens besloten klager
terug te plaatsen naar een gesloten inrichting.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die -voorzover hier van belang- beschikken
over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Klager is veroordeeld voor onder meer zware mishandeling van zijn vriendin. Hij is, gelet op zijn gedrag in de inrichting, aanvankelijk geselecteerd voor en geplaatst in een z.b.b.i. In de inrichting zijn vervolgens signalen vernomen dat klager
bedreigingen heeft geuit naar zijn vriendin en dat er veel strubbelingen zijn in de relatie. De reclassering heeft mede op grond hiervan op basis van voortschrijdend inzicht aangegeven geen verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor een normaal verloop
van het p.p. van klager. De executieofficier van het arrondissement Zwolle heeft desgevraagd op 26 oktober 2005 aangegeven naar aanleiding van de door de reclassering uitgebrachte rapportages van 19 en 25 oktober 2005 het door hem uitgebrachte
positieve
advies van juli 2005 in te trekken en aangegeven enkel in te stemmen met een plaatsing in een z.b.b.i. dan wel p.p./e.t. indien klager een verbod krijgt om in Leeuwarden te komen tot de einddatum detentie. Gelet op het hiervoor vermelde en met name het
gevaar voor recidive en het risico van maatschappelijke onrust dat aan een blijvende plaatsing in een z.b.b.i. en de daarmee samengaande regimaire verlofverlening in de weg staat, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 januari 2006
secretaris voorzitter