Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2197/GA, 2 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2197/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 2 september 2005 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de vondst van twee mobiele telefoons op de (meerpersoons)cel van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 7 juli 2005 zijn twee mobiele telefoons gestolen tijdens bestratingswerkzaamheden binnen de inrichting. Op dat moment zijn de gedetineerden in
de
gelegenheid gesteld om de telefoons terug te geven. Bij een zoekactie zijn deze telefoons aangetroffen in het kastje van het intercomsysteem op de meerpersoonscel van klager en een medegedetineerde. Klager en zijn celgenoot ontkenden elke
betrokkenheid.
Klager heeft aangegeven niet te weten hoe de telefoons daar terecht zijn gekomen; hij heeft ze niet gestolen. Aan beide gedetineerden is een disciplinaire straf opgelegd. Later heeft klagers celgenoot toegegeven dat hij verantwoordelijk was.
Klager had tijdens het horen kunnen toegeven dat hij er van af wist. Dat doet hij nu ter zitting. In de huisregels van de inrichting is in onderdeel 9.2 opgenomen dat gedetineerden zelf primair verantwoordelijk zijn voor voorwerpen die zich in hun
verblijfsruimte bevinden. De beklagcommissie heeft het beklag ten onrechte gegrond verklaard. Beide gedetineerden zijn verantwoordelijk voor de aanwezigheid van contrabande op hun cel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wist dat de mobiele telefoons verdwenen waren maar niet dat ze gestolen waren. Zijn celgenoot heeft de volgende dag toegegeven de telefoons
gestolen te hebben.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid juncto artikel 50, eerste lid Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Vast is komen te staan dat na een zoekactie in het intercomkastje op de meerpersoonscel van klager twee mobiele telefoons zijn aangetroffen, die eerder waren gestolen. Klager verblijft op een meerpersoonscel met een andere gedetineerde. De
beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van de mobiele telefoons op de meerpersoonscel. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat een van de betreffende
gedetineerden geen enkel verwijt treft. Deze voorwaarde is vervuld doordat de celgenoot van klager later heeft toegegeven verantwoordelijk te zijn voor de op de meerpersoonscel aangetroffen mobiele telefoons. Hetgeen door de directeur in beroep is
aangevoerd kan derhalve niet tot een andere uitspraak van de beklagcommissie leiden. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven