Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2573/GB, 2 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2573/GB

Betreft: [klager] datum: 2 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i) af te wijzen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 september 2001 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie te Rotterdam, hierna de jovo-gevangenis De Schie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager beschikt (inmiddels) over een geschikt verlofadres. In het kader van zijn resocialisatie is het van groot belang dat hij alsnog wordt overgeplaatst naar een b.b.i.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven voor overplaatsing naar een b.b.i. in aanmerking te willen komen. Een aanvaardbaar verlofadres is dan één van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Om tot een goede besluitvorming te komen wordt een onderzoek ingesteld,
dat
bestaat uit het vragen van toestemming aan de personen die aan het opgegeven adres woonachtig zijn en het vragen aan de politie om een onderzoek in te stellen naar het opgegeven adres.
In eerste instantie had klager een adres van zijn vader in Alkmaar opgegeven. De politie kon zich hierin vinden mits klager zich niet in Heiloo zou begeven. Tijdens het selectiegesprek had klager echter aangegeven zijn zieke moeder te willen bijstaan.
Omdat klagers moeder in Heiloo woont, heeft de inrichting een negatief advies gegeven. Gelet op het feit dat klager gedragsmatig geen sterke kandidaat voor een b.b.i. is, was er onvoldoende vertrouwen dat hij zich niet naar Heiloo zou begeven. Hierop
is
klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen.
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beslissing. In het kader daarvan heeft hij een nieuw verlofadres opgegeven. De politie heeft echter negatief geadviseerd met betrekking tot dit adres. Het adres als zodanig bestaat niet meer en is
opgegaan in een ander perceel. Op het adres is onlangs een hennepplantage aangetroffen. Daarbij is voorts gebleken dat het pand niet meer bewoonbaar is. Hierop is klagers bezwaarschrift ongegrond verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen, omdat geen sprake is van een aanvaardbaar verlofadres.
In het kader van de selectieprocedure heeft klager het adres van zijn in Alkmaar wonende vader opgegeven. De selectiefunctionaris heeft gemotiveerd aangegeven waarom dit adres niet aanvaardbaar is. De beroepscommissie kan zich vinden in de door de
selectiefunctionaris gevolgde redenering.
In het kader van de – ten onrechte – gevolgde bezwaarprocedure (een voorstel van de inrichting tot overplaatsing naar een andere inrichting dat mede door de gedetineerde is ondertekend, moet immers worden gelijkgesteld aan een door de gedetineerde zelf
ingediend verzoek tot overplaatsing en tegen de afwijzing van een dergelijk verzoek staat meteen beroep open) heeft klager een nieuw adres opgegeven. Ook dit adres is voorwerp van onderzoek geweest van de selectiefunctionaris. Ook ten aanzien van dit
adres zijn vervolgens dusdanige bezwaren gebleken, dat de selectiefunctionaris in redelijkheid niet anders kon dan concluderen dat ook ditmaal geen sprake was van een aanvaardbaar verlofadres.
De selectiefunctionaris verklaarde het bezwaarschrift op 13 oktober 2005 dan ook ongegrond. Op 17 oktober 2005, derhalve vier dagen na de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift, heeft klagers raadsman een derde verlofadres opgegeven. Naar dit adres
is verder geen onderzoek meer ingesteld.
De beroepscommissie overweegt in dit verband dat de selectiefunctionaris in het kader van de onderhavige selectieprocedure voldoende inspanningen heeft geleverd met betrekking tot het natrekken van opgegeven verlofadressen en dat in redelijkheid niet
van de selectiefunctionaris kan worden gevraagd, ook gelet op de omstandigheid dat klager gedragsmatig gezien toch al geen sterke b.b.i.-kandidaat is, dat hij in het kader van één en dezelfde selectieprocedure steeds opnieuw onderzoek instelt wanneer
er
weer een nieuw adres wordt opgegeven.

4.3. Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 2 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven