Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1932/GM, 28 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1932/GM

betreft: [klager] datum: 28 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 juli 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 juli 2005, betreft het feit dat klager inzage wil in zijn medisch dossier.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de locatie Nieuwegein is er bij klager bloed afgenomen. Klager wil inzage in de resultaten van dat onderzoek. In zijn nadere toelichting van 10 oktober 2005 heeft hij daaraan nog toegevoegd dat hij wil weten wat er onderzocht is en
wat er eventueel in zijn bloed is aangetroffen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is bij binnenkomst gezien op het spreekuur van de huisarts. Dit was op 19 september 2002. Er werd toen een laboratoriumaanvraag geprikt met de vraag om glucose en schildklier functies te bepalen in verband met toenemende gewichtsafname. De
uitslagen zijn toentertijd aan klager verteld. Verdere actie was hierop niet nodig. Laboratoriumbepalingen zijn in zijn verdere detentie niet aangevraagd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leidt uit de stukken, daaronder met name begrepen het beroepschrift van klager, af dat klager inzage in zijn medisch dossier wenst. Hiertoe dient hij zich te wenden tot de medische dienst. Nu niet is gesteld of gebleken dat klager
aldaar om inzage heeft verzocht, integendeel, de brief houdende klacht behelst slechts een verzoek aan de medisch adviseur om inzage in het medisch dossier, kan niet worden vastgesteld dat het handelen van de inrichtingsarts zou kunnen worden
aangemerkt
als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven