nummer: 05/1861/GA
betreft: [klager] datum: 28 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur bij het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg,
gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2005 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], unit-directeur bij het h.v.b.Torentijd.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het kwijtraken van klagers witgouden ketting.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit de bijlage bij het ontruimingsverslag d.d. 29 maart 2005 blijkt dat klagers ketting in één van de op te sturen dozen is gestopt. Deze dozen zijn naar klager, die was overgeplaatst naar de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught, gezonden. De goederen
zijn op 4 mei 2005 in Nieuw Vosseveld ontvangen. De inrichting heeft dat bevestigd. Klagers ketting is niet in één van dozen aangetroffen. Kennelijk is er onderweg “iets misgegaan”. De unit-directeur acht het niet juist dat, nu de gevangenis Nieuw
Vosseveld niet voor ontvangst heeft getekend, het h.v.b. Torentijd aansprakelijk is voor het zoekraken van klagers ketting.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Vast staat dat klagers witgouden ketting is vermeld op het ontruimingsverslag van 29 maart 2005, dat deze witgouden ketting tezamen met andere spullen in dozen zijn gestopt ter verzending, dat deze dozen zijn verzonden naar de p.i. Vught, dat bij het
uitpakken van de dozen in Vught de witgouden ketting ontbrak en dat in de p.i. Vught niet is getekend voor de ontvangst van de toegezonden dozen.
Op grond van deze vaststellingen zijn er aanwijzingen dat de witgouden ketting van klager is zoekgeraakt tijdens het transport van het h.v.b. Torentijd naar de p.i. Vught.
Op het vervoer van goederen van gedetineerden zijn van toepassing de circulaires van de minister van Justitie van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJI, en 20 december 1996, kenmerk 586080/96/DJI. De in deze circulaires vervatte regeling houdt,
voorzover hier van belang, met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden het volgende in: als uitgangspunt geldt “dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de
vracht. Na tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus, afhankelijk van het feit of er wel of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende
inrichting te worden gedeponeerd”. Als blijkt “dat de schade duidelijk te wijten is aan het handelen van de vrachtdienst, dan zal de (des)betreffende inrichting dit in onderling overleg met de LVJ (thans DV&O) dienen te regelen. De (des)betreffende
inrichting betaalt in deze gevallen de overeengekomen schadevergoeding aan de klager en vordert dit vervolgens terug bij de LVJ (thans DV&O). Een klacht van een gedetineerde kan dus niet direct bij de LVJ (thans DV&O) worden gedeponeerd (...)”.
Toepassing van de hierboven weergegeven regeling op de onderhavige zaak leidt in het licht van de eerder vermelde vaststellingen tot de volgende bevindingen.
Nu in de p.i. Vught niet is getekend voor de ontvangst van de dozen van klager, vielen de dozen en de inhoud daarvan nog steeds onder verantwoordelijkheid van de verzendende inrichting. Waar vaststaat dat de witgouden ketting van klager op het
ontruimingsverslag vermeld stond en waar tevens vaststaat dat deze ketting niet in de p.i. Vught is aangekomen, is klagers beklag gegrond. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal
worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 december 2005
secretaris voorzitter