Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2135/GA, 28 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2135/GA

betreft: [klager] datum: 28 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Boskma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Boskma, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Westlinge.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager lag op 29 april 2005 op zijn bed, toen medegedetineerde [A] zijn kamer binnenkwam. Deze medegedetineerde pakte een broodmes van de tafel en hield dat mes voor klagers gezicht. Nadat hij het mes weer had neergelegd en de deur van de kamer had
dichtgedaan, viel hij klager opnieuw aan. Klager heeft hem hierop uit zelfverdediging afgeweerd, bij zijn nek gegrepen en vervolgens naar de grond gewerkt. Medegedetineerde [A] is een stuk groter en zwaarder dan klager. Klager kon zijn kamer niet
uitlopen en heeft puur uit zelfverdediging gehandeld. Klager heeft hem niet geslagen. Gedetineerde [A] verbleef op een andere afdeling en had helemaal niet op de afdeling van klager mogen komen. Klager heeft bij zijn klaagschrift een getuigenverklaring
van medegedetineerde [B] gevoegd.
Klagers raadsman heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
Uit de verklaring van een p.i.w.-er blijkt dat gedetineerde [A] heeft aangegeven te zijn gestruikeld over de benen van klager. Uit deze verklaring kan de conclusie worden getrokken dat indien medegedetineerde [A] door klager zou zijn aangevallen, hij
daar zeker melding van zou hebben gemaakt. De directeur heeft voorts geen eigen onderzoek gedaan naar de toedracht van de vechtpartij. Er zijn geen getuigen gehoord, terwijl er volgens verklaringen van medegedetineerden wel degelijk personen zijn
geweest die het een en ander hebben te verklaren. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de unit-directeur weliswaar heeft gezegd dat klager weg had moeten lopen, maar dan moet die mogelijkheid zich wel voordoen. Klager deed dat in de voor hem zeer
bedreigende situatie in ieder geval niet.
Door deze straf heeft klagers detentiefasering vertraging opgelopen. Klager verblijft sinds 2 november 2005 in een penitentiair programma.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De gevangenis Westlinge is een beperkt beveiligde inrichting. Er zijn problemen met drugs geweest, waardoor diverse gedetineerden uit elkaar zijn geplaatst. Klager was aanvankelijk geplaatst op een paviljoen waar drugs waren gevonden. De drugsvondst
heeft de verhoudingen tussen gedetineerden op scherp gezet. Wat daar ook van zij, op enig moment is gedetineerde [A], die op een ander afdeling verbleef, naar klager gegaan. In de verblijfsruimte liggen, zoals bij alle gedetineerden, allerlei
voorwerpen, waaronder ook een mes. Er ontstond een handgemeen. Wie er is begonnen is onduidelijk. In de situatie als door klager geschetst, had klager moeten weglopen en om hulp moeten roepen.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel in verband met betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Een handgemeen tussen gedetineerden is in beginsel voldoende grond voor het opleggen
van een disciplinaire straf. De vraag rijst echter of klager wel een verwijt kan worden gemaakt.
De beroepscommissie neemt in dit verband in aanmerking dat klager heeft aangegeven uit zelfverdediging te hebben gehandeld, nadat hij door een medegedetineerde met een mes was bedreigd. Door de directeur van de inrichting wordt niet betwist dat een
medegedetineerde, die op een andere afdeling verbleef, klager heeft opgezocht en, gelet op de celinventaris, klager heeft kunnen bedreigen met een mes. Op geen enkele manier is kunnen blijken dat klager de agressor was in de vechtpartij. In dit verband
neemt de beroepscommissie bovendien in aanmerking de zich in het dossier bevindende getuigenverklaring van medegedetineerde [B] In deze verklaring wordt door deze getuige aangegeven dat hij zag en hoorde dat gedetineerde [A] op zoek was naar klager en
dat hij klager in elkaar zou slaan. Voorts heeft de getuige gezien dat gedetineerde [A] met een broodmes in de kamer van klager stond.
De beroepscommissie is, de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat klager geen verwijt kan worden gemaakt. De strafoplegging is dan ook in strijd met de wet. Dat maakt dat de uitspraak van
de
beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 140,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven