nummer: 05/2789/GV
betreft: [klager] datum: 23 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Dit is de eerste detentie van klager. Het argument dat er bij een te verlenen strafonderbreking gevaar voor recidive zou zijn gaat derhalve niet op.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking vanwege problemen die zijn zoontje zou ondervinden. Zijn zoontje heeft last van onduidelijke lichamelijke klachten door het gemis van zijn vader. De artikelen 23, 24 (bedoeld is: 34) en 36 van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) voorzien niet in het verlenen van strafonderbreking om deze reden. Van recidive wordt al gesproken na het plegen van een enkel delict.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft aangegeven gedragsmatig geen bezwaren te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft in het kader van een voorstel tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting aangegeven hiertegen bezwaar te hebben omdat gegeven (de aanleiding tot) het delict de kans op
recidive
niet uitgesloten is. Tevens heeft het delict enorme maatschappelijke onrust veroorzaakt.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens onder meer bedreiging en poging tot moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 juli 2007.
Artikel 34 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden
verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerend kind. De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken valt af te leiden dat klagers zoon problemen heeft met de detentiesituatie van klager, maar van een noodzaak als bedoeld in de
Regeling tot het verlenen van strafonderbreking is niet gebleken. De beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 december 2005
secretaris voorzitter