nummer: 05/2839/GV
betreft: [klager] datum: 22 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager wil graag algemeen verlof om in de gelegenheid gesteld te worden zijn zieke moeder te kunnen
bezoeken en om haar enige bijstand te kunnen geven. Klagers moeder heeft al langer gezondheidsproblemen en haar levensverwachting is onzeker. Klager is voorts van mening dat het erg lang heeft geduurd alvorens de Minister op het verzoek om algemeen
verlof heeft beslist. Het verzoek dateert van 22 augustus 2005 en de beslissing dateert van ongeveer drie maanden daarna.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft op 22 augustus 2005 verzocht om algemeen verlof. Reden voor dat verlof was de toestand van zijn – reeds lang – zieke moeder en om het einde van de ramadan te kunnen vieren. De Minister heeft op 8 november 2005 het advies van de directeur
van de inrichting waar klager verblijft ontvangen alsmede de bijbehorende rapportages. Klagers eerstmogelijke verlofdatum was 30 oktober 2005. Klager heeft – blijkens de inrichtingsrapportage – slechts contact indien nodig en kan dan dwingend
overkomen.
Hij is grensverleggend in zijn gedrag en komt onbetrouwbaar en onvriendelijk over. Klager komt vaak in conflict met personeelsleden. Hij heeft tussen 26 augustus 2005 en 3 oktober 2005 een viertal sancties opgelegd gehad. Op 3 oktober 2005 is hij
overgeplaatst naar een andere verblijfsafdeling in verband met de gespannen sfeer op de verblijfsafdeling en omdat er wraakacties naar klager gepland leken te zijn. Door klagers functioneren in de inrichting heeft de Minister onvoldoende vertrouwen in
een terugkeer van klager naar de inrichting na ommekomst van een verlof. De Minister acht, indien het beroep gegrond mocht worden verklaard, geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij vermeldt hierbij dat klager op 23 juni 2003 in de gevangenis van de locatie De IJssel geplaatst is, omdat een langer
verblijf niet wenselijk was wegens bedreiging van een medegedetineerde.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Middelburg heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlening van algemeen verlof, mits hij tijdig wordt geïnformeerd omtrent de verlofdatum zodat het slachtoffer kan worden ingelicht en
aan klager de voorwaarde wordt opgelegd dat hij zich van contacten met het slachtoffer zal onthouden.
De politie Zeeland te Middelburg heeft desgevraagd aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen een verlof van klager indien hij tijdens dat verlof verblijft in de ouderlijke woning, hij geen strafbare feiten pleegt tijdens dat verlof en hij op geen
enkele wijze contact zal opnemen met het slachtoffer van het door klager gepleegde strafbare feit.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenis van 2 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke
v.i.-datum valt op of omstreeks 1 oktober 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 29 dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie stelt voorop dat zij het onwenselijk acht indien het enige maanden duurt alvorens de inrichting een verzoek om algemeen verlof ter behandeling doorzendt aan de Minister. Zulks behoeft in dit geval evenwel niet tot een
gegrondverklaring te leiden nu uit het bij dat verzoek gevoegde advies van de directeur genoegzaam blijkt dat klagers gedrag aanleiding kon geven voor een langer tijdsverloop alvorens tot een weloverwogen advisering over te gaan. Uit het advies van de
directeur van de gevangenis De IJssel komt naar voren dat klager in de inrichting grensverleggend gedrag vertoont, onbetrouwbaar en onvriendelijk overkomt en daardoor vaak in conflict komt met het personeel. Voorts komt daarin naar voren dat klagers
medegedetineerden steeds meer problemen hebben met klagers gedrag en dat er mogelijk wraakacties jegens hem worden gepland. Om die reden is klager inmiddels overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager is in de periode tussen het indienen van zijn
verlofaanvraag (22 augustus 2005) en begin oktober 2005 meerdere malen gesanctioneerd naar aanleiding van zijn gedrag jegens personeel en medegedetineerden. Op grond van die omstandigheden acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat vooralsnog
gevreesd moet worden voor een goed verloop van het verlof en dan meer speciaal voor een niet terugkeren van dat verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van politie en openbaar ministerie een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24
december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen door klager naar voren is gebracht doet daaraan, temeer nu een feitelijke onderbouwing daarvan ontbreekt, niet af.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 december 2005.
secretaris voorzitter