Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2922/GV, 22 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2922/GV

betreft: [klager] datum: 22 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J.A.M. Molkenboer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager erkent weliswaar bij gelegenheid van een eerder verleend verlof niet tijdig te zijn
teruggekeerd, maar hij heeft zich toen zelf gemeld bij de politie. De opmerking dat hij zou zijn aangehouden is daarom onjuist. Klager heeft thans een aanvaardbaar verlofadres, te weten bij zijn moeder in Berkel-Enschot. Het eerder door hem opgegeven
verlofadres zal niet gebruikt worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat klager geen aanvaardbaar verlofadres heeft opgegeven en hij zich daarnaast, bij gelegenheid van een eerder verlof, gedurende acht maanden heeft onttrokken aan zijn detentie. De Minister geeft aan thans
nog geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof. De politie heeft een negatief verlofadvies gegeven, met name naar aanleiding van het door klager opgegeven verlofadres. Het namens klager opgegeven alternatieve verlofadres is niet
geverifieerd op aanvaardbaarheid. Dat adres was ten tijde van het nemen van de beslissing nog niet bekend. Ook indien dat adres wel bekend zou zijn geweest en aanvaardbaar zou worden geacht, zou dit niet tot een andere beslissing hebben geleid. Het
onttrekken aan de detentie weegt op dit moment nog zwaarder.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De directeur heeft daarbij aangegeven tot dit negatieve advies te zijn gekomen naar aanleiding van de eerdere onttrekking aan de detentie,
het negatieve politieadvies en de recidivekans.
De politie van het District Tilburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van algemeen verlof. Gewezen is daarbij op een – in de ogen van de politie – fors risico voor recidive en te verwachten problemen naar aanleiding van klagers
verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van het bepaalde in artikel 3 van de Opiumwet. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen van in het totaal zes weken te ondergaan alsmede 14 weken principale
hechtenis. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 september 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich, tijdens een hem eerder verleend verlof, heeft onttrokken aan zijn detentie in de periode van 3 juni 2004 tot 17 februari 2005. Zulks levert een forse contra-indicatie op voor het verlenen van algemeen
verlof. Dat geldt des temeer nu het door klager in zijn verzoek vermelde verlofadres – gelet op het advies van de politie Tilburg – niet aanvaardbaar moet worden geacht. Weliswaar heeft klager in beroep een ander verlofadres gemeld, maar dat maakt dit
oordeel – nu dat door klager later genoemde adres niet op aanvaardbaarheid is kunnen worden onderzocht – niet anders. Hoewel de beroepscommissie het belang van verlof – mede gelet op het belang van een goede terugkeer in de samenleving – onderschrijft,
is zij in dit geval van mening dat de hiervoor vermelde contra-indicaties vooralsnog aan een verlening van verlof in de weg staan. Derhalve moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, d en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 december 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven