Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2934/GV, 21 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2934/GV

betreft: [klager] datum: 21 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.M.P.M. Adank om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De inrichting zou negatief adviseren ten aanzien van klagers verlofaanvraag, maar navraag leert dat er
louter positieve rapportages bestaan over zijn functioneren. Het opgegeven verlofadres zou niet gereageerd hebben en de politie zou het adres als onbetrouwbaar hebben bestempeld. De bewoner, een goede kennis van klager, heeft het formulier wel degelijk
getekend retour gestuurd. Hij heeft navraag gedaan bij de politie. Daar is niets bekend van enige navraag door justitie. Het negatieve advies van de reclassering is klager niet bekend. Het zal betrekking hebben op de behandelindicatie. De reclassering
is daarvoor niet het geëigende orgaan. Tegen de indicatie heeft klagers advocaat bezwaar gemaakt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft de eerste veertien maanden van zijn detentie verbleven op de bijzondere zorgafdeling in de locatie Lelystad. Sinds 29 juli 2005 verblijft hij in de gevangenis/ISD Utrecht Nieuwegein. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar
en hem is een tbs met voorwaarden opgelegd. Op 15 december 2005, een dag vóór zijn v.i.-datum, wordt hij naar Hoeve Boschoord gebracht om zijn tbs met voorwaarden te ondergaan. Dit is de laatste van vier verlofmogelijkheden. De inrichting heeft
negatief
geadviseerd. Qua houding en gedrag zou klager in principe in aanmerking komen voor verlof, maar het verlofadres heeft niet gereageerd. Men weet niet of klager welkom is. Een eerder ingediend verlofadres reageerde negatief. Voorts begint klager op 15
december 2005 aan zijn tbs met voorwaarden. De politie adviseert negatief ten aanzien van verlofverlening evenals de reclassering. Klager zal bij Hoeve Boschoord een klinische behandeling ondergaan. Een verlof biedt klager de mogelijkheid om zich aan
een dergelijke behandeling te onttrekken en om terug te vallen in oud risicovol gedrag aangezien klager nog niet behandeld is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De reclassering Nederland, unit Utrecht, heeft tevens negatief geadviseerd terzake van verlofverlening,
De politie, regio Utrecht, heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar, een gevangenisstraf van twintig maanden en een gevangenisstraf van veertien dagen, met aftrek, wegens onder meer poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16
december 2005. Aansluitend dient klager een tbs met voorwaarden te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Door de directeur van de inrichting, waar klager verbleef, is negatief geadviseerd terzake van verlofverlening onder meer in verband met twijfels over een goed verloop van het verlof, gelet op klagers problematiek. Ook de reclassering heeft negatief
geadviseerd, gelet op de ernst van het door klager gepleegde delict en de persoonlijkheidsstructuur van klager. Behandeling van klager heeft nog niet plaatsgevonden en verlof biedt de mogelijkheid om terug te vallen in oud risicovol gedrag. De politie
heeft in verband met de ernst van het door klager gepleegde geweldsmisdrijf, de maatschappelijke onrust die het verlof zou kunnen veroorzaken en de onbetrouwbaarheid van het verlofadres - de bewoner van het pand heeft antecedenten - eveneens negatief
geadviseerd terzake van verlofverlening.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e., g., i. en j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven