Nummer: 05/2012/GB
Betreft: [klager] datum: 21 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H. Staring, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 augustus 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 31 oktober 2005 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 7 april 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Op 29 juli 2005 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
Op 1 november 2005 is klager met zijn penitentiair programma begonnen.
Op 16 september 2005 heeft de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen het beklag tegen de beslissing van de directeur, betreffende een ordemaatregel, op formele grond gegrond verklaard. Klager noch de directeur zijn hiertegen in
beroep gegaan. Daarmee is de uitspraak onherroepelijk geworden.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris zou terecht zijn indien de aantijgingen tegen klager juist zouden zijn. Er zijn echter dingen genoemd die zijn aangedikt of niet zijn gebeurd. Klager heeft niemand bedreigd, daar zijn ook geen bevindingen van.
Hij is daarover niet gehoord. Klager heeft met een vork gegooid. Er zijn valse verklaringen van anderen.
In een ruzie hebben beide partijen schuld. Een medegedetineerde heeft verwensingen in de zin van ziekten, met name kanker, naar klager geroepen. Klager heeft deze persoon gewaarschuwd om dat niet te doen. Zijn opa en oma zijn namelijk aan kanker
overleden. Klager heeft de betreffende persoon niet bedreigd, want klager dreigt niet, hij handelt. Klager moest nog vier weken zitten en dan zou hij aan zijn hbo-opleiding kunnen beginnen. Klager heeft toen met een vork gegooid en zich daarna
verdedigd
met behulp van de stoel.
Klager heeft zich niet schuldig gemaakt aan de invoer of het bezit van verboden goederen. Hij had geen contrabande op cel. Hij werkt al vanaf het begin van zijn verblijf in de bibliotheek.
Met betrekking tot de beschuldiging dat hij zou hebben geprobeerd een telefoon te verkopen is het zo dat iemand aan klager vroeg of hij “wat kon regelen”, waarop klager zei dat hij zou zien wat hij kon doen. Die persoon bood klager geld. Klager was
niet
van plan een telefoon te leveren, maar wilde die gedetineerde oplichten.
Er waren twee hoofdredenen voor overplaatsing, maar er zijn ook nog andere dingen genoemd. Klager heeft verschillende rapporten gekregen. De selectiefunctionaris geeft in de reactie op het beroep d.d. 29 augustus 2005 een opsomming van incidenten. Dit
zijn echter dingen die niet zijn gebeurd. Het kan niet worden hardgemaakt, want er is geen bewijs voor, het zijn slechts geruchten. Klager heeft nooit contact gehad met de mensen van Bankenbosch.
Het ging hoofdzakelijk om het incident betreffende de telefoon. De directeur, [...], heeft echter tegen klager gezegd dat het geen invloed op zijn detentiefasering zou hebben.
Klager komt binnenkort in aanmerking voor het penitentiair programma.
Door de raadsman is, namens klager, in beroep kort en zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.
De raadsman stelt dat ten aanzien van de aan de overplaatsing ten grondslag liggende ordemaatregel en disciplinaire straf, niet aan de formele vereisten is voldaan.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst vanuit een b.b.i. naar een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager verbleef sinds 23 december 2003 in de b.b.i. Veenhuizen. Tijdens zijn verblijf daar hebben zich verschillende incidenten voorgedaan.
Hij is vanwege meerdere incidenten in juli 2005 verschillende malen disciplinair gestraft.
Ook vóór juli 2005 hebben zich de nodige incidenten voorgedaan.
Tijdens zijn verblijf in de b.b.i. is met klager gesproken over zijn gedrag; het viel op dat klager nogal agressief over kan komen en intimiderend naar derden kan zijn. Klager ontkende dit gedrag. Hij gaf aan dat er binnen de b.b.i. een verkeerd beeld
van hem bestond en dat hij zichzelf volledig in de hand had. Hij wilde niet deelnemen aan de aan hem aangeboden cursus “agressiebeheersing”. Naar aanleiding van de laatste incidenten die kort op elkaar plaatsvonden, was er in de b.b.i. gerede twijfel
ontstaan over de vraag of klager gezien zijn gedrag nog langer past in een b.b.i.-regime. Hierop is hij ter selectie aangeboden en is er beslist dat klager op grond van zijn gedrag zal worden teruggeplaatst naar een gesloten setting.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. In juli 2005 heeft het gedrag van klager meerdere keren aanleiding gegeven voor de oplegging van een maatregel of een straf. Eén van de incidenten betreft een verbale bedreiging en het gooien van bestek naar een medegedetineerde, evenals het
gooien met een stoel. Klager heeft tegen de hem in verband hiermee opgelegde ordemaatregel beklag ingediend. Dit beklag is op formele gronden gegrond verklaard door de beklagcommissie, hetgeen niets afdoet aan de juistheid van de door de directeur
genomen beslissing. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris, gelet op de over klagers gedrag verstrekte gegevens, terecht heeft geconcludeerd dat klager niet langer in een b.b.i. kan verblijven. De op de onder 3.2 genoemde
gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 21 december 2005
secretaris voorzitter