Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1584/TA, 21 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1584/TA

betreft: [klager] datum: 21 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij Flevo Future, Locatie Utrecht te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...],
waarnemend hoofd juridische zaken.

Bij brief van 8 september 2005 heeft de coördinerend secretaris rechtspraak van de Raad het hoofd van de inrichting verzocht nadere inlichtingen te verstrekken. De ontvangen inlichtingen d.d. 24 oktober 2005 zijn ter nadere reactie aan klager en zijn
raadsman gezonden, waarop bij brief van 1 december 2005 is gereageerd. Laatstgenoemde reactie is ter kennisneming aan het hoofd van de inrichting gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter
Het beklag betreft:
a) oplegging van een disciplinaire straf van € 10,= wegens het bij herhaling aantreffen van pornografisch materiaal op klagers kamer;
b) afzondering in de prikkelarme kamer (PAK) gedurende kamerinspectie;
c) sparen van geld.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a. gegrond verklaard op formele gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is geen tegemoetkoming toegekend, maar een restitutie van de geldboete van € 10,=.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van de onderdelen b) en c) op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ter zitting als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a):
Ten onrechte heeft de beklagrechter deze klacht slechts op formele gronden gegrond verklaard. De klacht dient ook op inhoudelijke gronden gehonoreerd te worden. Klager heeft daar belang bij, omdat nu in zijn dossier staat dat verboden spullen in beslag
zijn genomen. De vraag is of het hier om pornografisch materiaal ging. Klager had een aantal videobanden op zijn kamer, die hij had gekregen van een medebewoner. Die banden waren ooit door die medebewoner opgenomen van de televisie in de inrichting en
bevatten niet meer dan erotisch getint materiaal. Het is niet duidelijk wat wel en niet mag op dit gebied.
Voorts toont klager ter zitting een erotisch getinte catalogus, die hij van buiten de inrichting mag invoeren. Niet duidelijk is wat in de huisregels onder pornografisch materiaal wordt verstaan. Niet alles wat erotisch is, is ook pornografie. Een
dergelijke catalogus is toen ook in beslaggenomen. Maar een dobbelsteen met Kama Sutra erop, is toen in zijn kamer blijven liggen. Klager heeft met toestemming van de inrichting een videorecorder op zijn kamer. In de huisregels staat nergens vermeld
dat
je niets van de televisie mag opnemen.
Ten aanzien van onderdeel b):
Volgens de in de inrichtingen geldende protocollen mogen de patiënten tijdens de uitvoering van de kamerdoorzoeking gewoon op de afdeling wachten. Tijdens de behandeling van eerdere klachten van klager bij de beklagrechter heeft de inrichting benadrukt
dat een patiënt bij een steekproefsgewijze kamerinspectie gewoon op de afdeling mag blijven, terwijl een patiënt wiens kamer naar aanleiding van een verdenking van handel in drugs wordt gecontroleerd tijdens deze controle in de PAK wordt geplaatst. Er
is derhalve sprake van een beklagwaardige schending van rechten.
Ten aanzien van onderdeel c):
Klager acht het niet nodig dat de inrichting geld voor zijn resocialisatie spaart. Hij zou graag het spaarsaldo direct aan zijn gezin willen overmaken. Er is geen sprake van een beslissing van het hoofd van de inrichting ten aanzien van klager.

De raadsman heeft bij brief van 1 december 2005 het volgende aangevoerd.
Uit de door de inrichting toegezonden wettelijke aantekeningen over de periode van 22 juli 2004 tot 22 oktober 2004 blijkt dat klager gedurende 24 uur in de PAK heeft verbleven, in het kader van onderzoek van zijn kamer. Niet duidelijk is waarom dit
verblijf 24 uur heeft moeten duren. Vooralsnog kan er van worden uitgegaan dat 24 uur veel te lang is voor een onderzoek van klagers kamer. Nergens is aan de kliniek de bevoegdheid toegekend om iemand langer in de PAK vast te houden dan voor de
feitelijke duur van het onderzoek.
Uit de reactie van de inrichting blijkt dat patiënten een videorecorder op hun kamer mogen hebben en zodoende televisieprogramma’s kunnen opnemen. Erotische televisieprogramma’s zijn derhalve toegestaan, volgens de kliniek. De kliniek heeft nog steeds
niet aannemelijk kunnen maken dat er hier sprake was van videobanden met pornografisch materiaal. Klager blijft bij zijn standpunt dat het uitsluitend om erotisch getint materiaal ging, dat was opgenomen van de televisie. De inrichting heeft dan ook
een
bijzondere motiveringsplicht als het gaat om opgenomen materiaal dat bij nader inzien toch verboden blijkt te zijn.
De inrichting was bekend met het feit dat klager bepaalde bladen invoerde. Daarbij is nimmer enig commentaar geleverd van de zijde van de kliniek.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt ter zitting toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a):
Pornografie wordt niet gedefinieerd in de huisregels.
De banden die op de kamer van klager in beslag zijn genomen bevatten volgens de inrichting pornografisch materiaal dat volgens de huisregels verboden is. Patiënten mogen wel kijken naar erotische films op de televisie. Het in bezit hebben van banden
van
dergelijke programma’s is echter verboden. Het laten rondgaan van gekopieerde bandopnamen, van welke televisie-uitzending ook, is illegaal. In het kader van het behandelplan kunnen bij sommige patiënten beperkingen op dit gebied van toepassing zijn,
omdat sommige beelden voor hen schadelijk kunnen zijn.
Ten aanzien van onderdeel b.:
Er is geen geschreven regel dat een PAK-plaatsing alleen kan plaatsvinden bij verdenking van drugshandel. Klager is volgens de wettelijke aantekeningen niet tijdens de kamerinspectie in de PAK geplaatst, maar naar aanleiding van de vondst van illegale
spullen op zijn kamer.
Nu de afzondering geen twee dagen heeft geduurd, is de klacht niet-ontvankelijk.

Bij brief van 24 oktober 2005 heeft het hoofd van de inrichting desgevraagd de volgende inlichtingen verstrekt.
De inrichting maakt onderscheid tussen erotisch getint materiaal en pornografisch materiaal, in die zin dat bepaalde bladen zijn toegestaan. In de winkel van de kliniek zijn de bladen Playboy en Penthouse te koop. Catalogi, zoals klager ter zitting
toonde (Pabo), zijn niet toegestaan en daarom bij de kamerzoeking in beslaggenomen. Niet meer is na te gaan of klager – ten onrechte – deze catalogus heeft mogen invoeren. Patiënten mogen een videorecorder op hun kamer hebben en ook
televisieprogramma’s
opnemen. Patiënten kunnen alles ontvangen wat op de kabel wordt doorgegeven. Erotische programma’s van bijvoorbeeld SBS 6 zijn dus toegestaan. Canal + is niet toegestaan.
Op 10 augustus 2004 worden in klagers kamer pillen, foto’s van zijn kamer, 2 adapters en een schaartje in beslaggenomen. Naar aanleiding van deze vondsten wordt besloten klagers kamer uitvoerig te controleren. Aangezien dit pas de volgende dag kon
gebeuren, is klager – in verband met de orde of veiligheid – afgezonderd in de PAK. De afzondering heeft geduurd totdat zijn kamer uitvoerig was gecontroleerd. Klager was op 11 augustus 2005
’s-middags weer terug op de afdeling. Klager heeft van deze afzondering geen schriftelijke mededeling ontvangen.
Op 11 augustus 2004 zijn onder meer 3 videobanden met porno, een (dames)slipje en een spel pornokaarten in beslag genomen. Inbeslaggenomen videobanden worden altijd door het personeel bekeken. De banden zijn gekwalificeerd als ongeoorloofd materiaal,
één van de banden bevatte “harde porno”. Niet geregistreerd is wat voor materiaal het betrof (illegaal gekopieerd of originele videobanden). Een Kama Sutra dobbelsteen werd niet gekwalificeerd als expliciet pornografisch en het bezit werd toegestaan.
Op 14 september 2004 worden onder meer op klagers kamer 2 catalogi (Pabo), een pornovideotape en een pornoklok in beslaggenomen. Klager heeft toen een disciplinaire straf, een boete van € 10,=, gekregen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a):
De beklagrechter is in zijn uitspraak inhoudelijk op dit beklagonderdeel ingegaan, maar heeft in het dictum alleen gemeld dat hij het beklag op formele gronden gegrond verklaart. Aan de orde is thans de impliciete inhoudelijke ongegrondverklaring van
dit beklagonderdeel.
Op grond van alle stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat in ieder geval de inbeslaggenomen goederen, waaronder videobanden, door personeelsleden zijn bekeken en gekwalificeerd zijn als
verboden
materiaal. Gelet op de verklaring van de inrichting dat opnames van erotisch getinte programma’s van bijvoorbeeld SBS 6 zijn toegestaan, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat op bedoelde videobanden materiaal staat dat niet is te kwalificeren
als
slechts erotisch getint. Volgens de huisregels is materiaal van pornografische aard verboden. De beslissing om klager deswege een disciplinaire straf van een geldboete van €10,= op te leggen kan in het licht van het vorenstaande, bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b):
Een beweerde schending van de bewegingsvrijheid door afzondering is beklagwaardig, behoudens het gestelde in artikel 57, derde lid, Bvt.
Anders dan de beklagrechter komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de onderhavige PAK-plaatsing geen afzondering is als bedoeld in artikel 34 juncto artikel 1, aanhef en onder z, Bvt. Aannemelijk is dat klager volgens het Protocol kamercontrole
is
afgezonderd in een nader te bepalen ruimte, in dit geval de PAK, in het kader van een bijzondere controle op contrabande. Klager had derhalve in zijn klacht ontvangen moeten worden.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de beroepscommissie er van uit dat klager in verband met de kamerinspectie na aantreffen van contrabande gedurende 24 uur in de PAK heeft verbleven. De beroepscommissie is van oordeel dat de
beslissing om klagers kamer, na het aantreffen van contrabande, aan een uitgebreide inspectie te onderwerpen en klager daartoe af te zonderen in de PAK, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.
Gezien de verklaring namens het hoofd van de inrichting, dat klager in de PAK heeft verbleven zolang de uitvoerige kamerinspectie heeft plaatsgevonden, is onvoldoende aannemelijk geworden dat het verblijf van klager in de PAK langer heeft geduurd dan
noodzakelijk was.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklagonderdeel, maar zal dit ongegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel c):
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat geen sprake is van een door
het hoofd van de inrichting genomen beslissing. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a) ongegrond.
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van onderdeel b) de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart ten aanzien van onderdeel c) het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F. Koenraadt en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven