Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2140/GA, 16 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2140/GA

betreft: [klager] datum: 16 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Noord van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te
’s-Gravenhage,

gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord [...], waarnemend unit-directeur bij de p.i. Haaglanden. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik
gemaakt. Klagers raadsvrouw mr. J. Koesveld is evenmin ter zitting verschenen. Bij brief van 4 november 2005 heeft zij wel gereageerd op het beroepschrift van de directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gedurende de nacht om het uur wakker worden gemaakt door het aandoen van de nachtverlichting.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De waarnemend unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager gedurende een bepaalde periode aan een zogenoemde nachtcontrole was onderworpen. Bij een dergelijke controle wordt elk uur gekeken of de betreffende gedetineerde zich nog in zijn cel bevindt en of alles goed met hem gaat. Een
p.i.w.-er kijkt dan door het celluikje en doet daarbij de nachtverlichting aan. Er is een grote en kleine tl-verlichting in een cel. De collega van de waarnemend unit-directeur heeft de beklagcommissie bij de behandeling van het beklag foutief
voorgelicht door aan te geven dat de nachtcontrole wordt uitgevoerd met een zaklamp en dat in klagers geval gebruik was gemaakt van de nachtverlichting omdat de zaklamp niet functioneerde. De controle vindt, zoals gezegd, plaats door het gebruikmaken
van de nachtverlichting. Het gaat dan om de kleine tl-verlichting.

Deze verlichting veroorzaakt een zwak schijnsel waar een gedetineerde niet wakker van wordt. Wanneer de kleine tl-verlichting is afgeplakt, dan moet gebruik worden gemaakt van de grote tl-verlichting. In dat geval zou een gedetineerde wel wakker kunnen
worden. Of de kleine tl-verlichting in klagers geval was afgeplakt, kan de waarnemend unit-directeur niet zeggen.

Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk gereageerd op het beroepschrift van de directeur. Zij heeft aangegeven het laakbaar te vinden dat de beklagcommissie destijds foutief is voorgelicht. Wat daar verder van zij, klager is gedurende anderhalve maand
onderworpen geweest aan nachtcontroles waarbij gebruik werd gemaakt van de grote tl-verlichting. Tegen de in het beroepschrift van de directeur neergelegde suggestie dat klager de kleine tl-verlichting zou hebben afgeplakt, maakt klager bezwaar. Klager
had dat namelijk niet gedaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat nachtcontroles, zoals klager heeft moeten ondergaan, in beginsel worden uitgevoerd door het om het uur openen van het celluikje en het ontsteken van een kleine tl-verlichting, welke verlichting een zwak schijnsel
veroorzaakt. Wanneer de nachtcontrole op deze wijze wordt uitgevoerd, wordt naar haar oordeel aan ieders belangen, dus ook het belang van klager bij een ongestoorde nachtrust, voldoende recht gedaan.

Klager heeft echter gesteld dat bij hem gebruik is gemaakt van de grote tl-verlichting. Deze vorm van controle kan slechts onder omstandigheden acceptabel worden geacht, waarbij dan met name moet worden gedacht aan de situatie waarin de gedetineerde de
kleine tl-verlichting zelf heeft afgeplakt. De directeur heeft, noch in zijn beroepschrift, noch ter zitting van de beroepscommissie, duidelijkheid op dit punt verschaft.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden om tot een andere beslissing te komen dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal
dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 16 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven