Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2042/GA, 15 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2042/GA

betreft: [klager] datum: 15 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen,

gericht tegen een uitspraak van 19 juli 2005 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij het h.v.b. Almere-Binnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het uitblijven van een beslissing op klagers verzoek om een tegemoetkoming in de studiekosten door de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een aanvraag, zoals door klager gedaan, is nog niet eerder door een gedetineerde in het h.v.b. Almere-Binnen gedaan. Daarom was er niet meteen een passend antwoord. Het is juist dat klager zijn verzoek maanden geleden heeft gedaan. De beklagcommissie
heeft geoordeeld dat de inrichting onvoldoende inspanningen heeft geleverd om tot beantwoording van klagers verzoek te komen. De unit-directeur is het daar niet mee eens en wijst er in dit verband op dat
a) de inrichting geen budget heeft voor een studie als door klager is verzocht en dat van het wel beschikbare budget al studies zijn ingekocht en
b) de docent van de inrichting binnen zijn netwerk van docenten die aan verschillende penitentiaire inrichtingen zijn verbonden navraag heeft gedaan waar hij eventueel budget voor klager kan vinden.
Op het moment dat de beklagcommissie uitspraak deed, was er nog geen reactie op de uitgezette vraag. Deze reactie is er thans nog steeds niet. De inrichting heeft zich niettemin, anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, wel degelijk voldoende
inspanningen getroost om tot een oplossing voor klager te komen, alleen hadden deze inspanningen niet het gewenste resultaat.
De unit-directeur heeft erkend dat klagers verzoek nu al maanden loopt en dat, in het licht van een ministeriële circulaire van 20 juni 1988, kenmerk 361/388, justitie als geheel daarvoor verantwoordelijk is. Als verlengstuk van die “justitiële
verantwoordelijkheid” treft de directeur van de betreffende inrichting in het individuele geval blaam, waarbij de unit-directeur dan wel gezegd wil hebben dat zijn inrichting naar zijn oordeel voldoende inspanningen heeft geleverd om tot beantwoording
van klagers verzoek te komen. De unit-directeur heeft geen navraag gedaan bij de afdeling juridische zaken van het ministerie van Justitie over de uitleg van de genoemde circulaire. Volstaan is met de zoekvraag richting collega-inrichtingsdocenten.
Het budget dat voor opleiding beschikbaar wordt gesteld, wordt besteed aan de inkoop van allerlei studies. Bij het maken van de afwegingen wordt geen rekening gehouden met individueel maatwerk, zoals thans door klager is verzocht.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is nog steeds geen uitsluitsel met betrekking tot het door klager gedane verzoek. Het duurt allemaal veel te lang. Klager zit nu al achttien maanden in het h.v.b. Almere-Binnen. Dan moet je iets om handen hebben. In 1999 is hij begonnen met een
studie psychologie aan de open universiteit. Destijds heeft hij al verschillende tentamens gehaald. Hij wil graag verder met zijn studie. Hij heeft modules nodig en gelegenheid om te studeren. Dat is er op zich allemaal, alleen het geld om de studie te
bekostigen ontbreekt. Het gaat om € 1.020,= per jaar. Klager is zakelijk failliet verklaard en heeft alleen maar schulden. Daarom heeft hij een verzoek om een bijdrage in de studiekosten aan de inrichting gericht. Dat er geen budget is, is niet juist.
Zoals de directeur zelf aangeeft, is er wel degelijk een budget. Vervolgens is de keuze gemaakt om van dat budget studies in te kopen. Er is geen geld gereserveerd voor verzoeken als thans door klager gedaan. Daar ligt, zoals gezegd, echter wel een
keuze van de directeur aan ten grondslag.

3. De beoordeling
Klager heeft een verzoek gedaan om een tegemoetkoming in de studiekosten door de inrichting. In de ministeriële circulaire van 20 juni 1988, nr. 361/388, die nog steeds geldig is, is – onder punt 2 onder e – de bevoegdheid tot het toekennen van een
rijksbijdrage in studies neergelegd bij directeuren van penitentiaire inrichtingen. Het staat derhalve buiten elke twijfel dat klager zijn verzoek terecht bij de directeur heeft ingediend.

Klager heeft in zijn klaagschrift van 30 mei 2005 aangegeven dat hij nu al maanden wacht op uitsluitsel op zijn verzoek om een tegemoetkoming in de studiekosten door de inrichting. De unit-directeur heeft bevestigd dat klagers verzoek al maanden in
behandeling is. Ten tijde van de beslissing van de beklagcommissie – 19 juli 2005 – was er nog geen uitsluitsel met betrekking tot het door klager gedane verzoek. Ten tijde van de behandeling in beroep – 17 november 2005 – was er nog steeds geen
uitsluitsel.

Wat er verder ook moge zijn van de door en/of namens de directeur gepleegde inspanningen om te komen tot een reactie op het door klager gedane verzoek, komt de beroepscommissie, gelet op het opgetreden tijdsverloop sedert de indiening van het verzoek
door klager, tot het oordeel dat klager terecht heeft geklaagd over de wijze van behandeling van het door hem gedane verzoek. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 15 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven