nummer: 05/1679/TA en 05/1681/TA
betreft: [klager] datum: 8 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van het forensisch psychiatrisch instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 29 april 2005 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op klachten van [...], verder te noemen klager,
en van een beroepschrift ingediend door mr. M.G. Doornbos, namens klager, waarbij beroep wordt ingesteld tegen de vaststelling van een tegemoetkoming van 29 april 2005 door genoemde beklagcommissie en tegen de ongegrondverklaring van bepaalde
beklagonderdelen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Klager en zijn raadsman, mr. M.G. Doornbos, hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a) beschadiging van de personal computer (verder: pc) van klager bij verwijdering van bepaalde hard en software door de afdeling automatisering van de inrichting;
b) weigering van klagers pc op cel;
c) voornemen van de inrichting om klagers pc, indien niet eerder tot uitvoer is overgegaan, na verloop van twee weken te vernietigen;
d) verzuim van de inrichting om van de beslissing tot inbeslagname van de pc een beschikking aan klager uit te reiken.
De beklagcommissie heeft de onderdelen a) en b) van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder c) en d) gegrond verklaard en terzake een tegemoetkoming van € 10,= vastgesteld op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd van de inrichting heeft op 12 juli 2005 diverse malen getracht zijn beroepschrift naar het secretariaat van de Raad te faxen. Dat is niet gelukt. Voor wat betreft de ontvankelijkheid wordt gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie.
Ten aanzien van onderdeel a):
Klager is op 17 maart 2004 teruggeplaatst naar de inrichting na een periode in een woning buiten de beveiligde omgeving van de inrichting te hebben gewoond. Op 1 april 2004 is klagers pc ter controle in beslaggenomen. De pc bevatte illegale software.
Na
de controle heeft klager, behoudens enkele cd-roms en een ZIP-drive, de pc teruggekregen. Klager heeft toen geen melding van schade aan zijn pc gedaan; pas in september 2004 wordt door klager een klacht ingediend dat er schade zou zijn ontstaan tijdens
de controle van zijn pc. Door de afdeling automatisering van de inrichting is geen schade geconstateerd aan de pc van klager. Voorts heeft klager ingestemd met het gegeven dat de kliniek zich niet aansprakelijk stelt voor eventuele schade en/of
disfunctioneren van de pc na het verwijderen van bepaalde hard- en software.
Ten aanzien van onderdeel b):
Klager heeft eerst op Luxor 1 verbleven, waar hij vanaf 21 april 2004 een pc op zijn kamer had. Bij zijn plaatsing op de afdeling Chepri, waar het regiem minder de nadruk legt op resocialisatie dan Luxor 1, is het bezit van een pc op voorhand niet
toegestaan. Het is niet vastgelegd dat bij overplaatsing naar een andere afdeling het behandelingsteam opnieuw beziet of een patiënt een pc in bezit mag hebben. In de huisregels is bepaald dat men geen pc op zijn kamer mag hebben, tenzij in het
behandelplan anders is bepaald.
De door klager genoemde klachten e), f) en g) zijn ter zitting van de beklagcommissie besproken.
Ten aanzien van onderdeel e):
De beslissing tot overplaatsing naar een andere afdeling binnen de inrichting, niet zijnde een afdeling voor intensieve zorg, is niet aan te merken als een beklagwaardige beslissing. Plaatsing op de afdeling Chepri paste beter in klagers behandeling.
Deze afdeling had de opdracht nader te onderzoeken of de resocialisatie van klager moest worden doorgezet.
Ten aanzien van onderdeel f) en g):
Beide klachten zijn niet beklagwaardig. Het is echter wel te begrijpen dat de brief van 23 september 2004, waarin klager is bericht dat hij binnen twee weken zijn pc diende uit te voeren daar deze anders op 7 oktober 2004 zou worden vernietigd, door
klager als een pressiemiddel werd gevoeld.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd van de inrichting heeft niet tijdig beroep ingesteld. De uitspraak is ontvangen op 4 juli 2005 en het beroepschrift is gedateerd 12 juli 2005 en ontvangen op 13 juli 2005. De terzake van de gegronde klachten toegekende tegemoetkoming is te
laag.
Klager heeft tegen een zevental beslissingen van het hoofd van de inrichting een klacht ingediend. De klachten betreffende e) de plaatsing op de afdeling Chepri, f) het hanteren van pressiemiddelen en g) het voeren van een inadequaat beleid zijn ter
zitting niet ingetrokken en op de klachten is niet beslist door de beklagcommissie. Klager is zeer ontevreden over het uitblijven van een behandeling sinds hij is teruggekeerd naar de inrichting en zijn overplaatsing naar afdeling Chepri.
3. De beoordeling
Voor wat betreft het beroep van het hoofd van de inrichting overweegt de beroepscommissie het volgende.
Ingevolge artikel 67, eerste en derde lid, Bvt juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt dient het beroepschrift tegen een uitspraak van de beklagcommissie uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die uitspraak te worden
ingediend. De uitspraak waarvan beroep is op 30 juni 2005 aan klager en het hoofd van de inrichting toegezonden en door het hoofd van de inrichting op 4 juli 2005 ontvangen. De termijn eindigt op 11 juli 2005. Het beroepschrift van het hoofd van de
inrichting dateert van 12 juli 2005 en is op het secretariaat van de Raad, na mislukte faxpogingen op 12 juli 2005, ontvangen op 13 juli 2005. Het hoofd van de inrichting heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.
Het hoofd van de inrichting kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.
Voor wat betreft het beroep van klager overweegt de beroepscommissie het volgende.
Ten aanzien van onderdeel a):
Klager is op 17 maart 2004 teruggeplaatst in de inrichting na een periode in een woning buiten de beveiligde omgeving van de inrichting te hebben gewoond. Op 1 april 2004 is klagers pc ter controle in beslaggenomen. De pc bevatte illegale software. Na
de controle heeft klager, behoudens enkele cd-roms en een ZIP-drive, de pc teruggekregen. Klager heeft toen geen melding van beschadiging van zijn pc gedaan; pas in september 2004 is door hem een klacht ingediend dat er schade zou zijn ontstaan tijdens
de controle van zijn pc. Door de afdeling automatisering van de inrichting is geen schade geconstateerd aan de pc van klager. Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van mening dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers pc, ten gevolge
van
onzorgvuldig handelen van de inrichting, schade heeft opgelopen en zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b):
De beroepscommissie stelt voorop dat ingevolge punt 5.2 van de huisregels een algemeen verbod in de inrichting van kracht is om een pc en andere gegevensdragers op kamer te hebben, tenzij het behandelplan anders bepaalt. De afdelingen binnen de
inrichting kennen een verschillend regiem. Bij interne overplaatsing wordt opnieuw beoordeeld door het behandelteam of een patiënt een pc op zijn kamer mag hebben. (Overigens is de beroepscommissie van oordeel dat het aanbeveling verdient om een
dergelijke gedragslijn in de huisregels vast te leggen.) In klagers behandelplan is niet opgenomen dat hem is toegestaan om een pc op kamer te hebben.
Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de onderdelen c) en d):
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemd ongemak hield voor
klager in dat hij binnen een zeer korte termijn - twee weken - zijn inbeslaggenomen pc diende uit te voeren. Voorts heeft de kliniek verzuimd een afgiftebewijs van de inbeslaggenomen pc aan klager uit te reiken. De tegemoetkoming is niet bedoeld als
schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan het hoofd van de inrichting van de desbetreffende
inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Door de raadsman is gesteld dat de beklagcommissie een drietal klachten ter zitting heeft besproken, maar daarop niet heeft beslist. Volgens mededeling namens het hoofd van de inrichting zijn deze klachten bij de zitting van de beklagcommissie aan de
orde geweest. Nu ook op grond van de stukken niet duidelijk is geworden of deze klachten, na bemiddeling door de maandcommissaris, zijn ingetrokken, zal de beroepscommissie deze klachten om proces-economische redenen in eerste en enige aanleg
behandelen.
Ten aanzien van onderdeel e):
Uit artikel 31, derde lid, Bvt volgt dat plaatsing op of overplaatsing naar een afdeling binnen de inrichting door het hoofd van de inrichting geschiedt met in achtneming van de in dat lid genoemde belangen. Ten aanzien van overplaatsing binnen de
inrichting is in artikel 56, eerste lid, Bvt slechts beklag opengesteld tegen plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt. Namens het hoofd van de inrichting is verklaard dat de bewuste afdeling Chepri niet een afdeling
voor intensieve zorg is. De beslissing klager over te plaatsen van Luxor 1 naar afdeling Chepri van de inrichting kan in het licht van het vorenstaande niet worden aangemerkt als een beslissing waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat.
Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.
Ten aanzien van de onderdelen f) en g):
De beroepscommissie is van oordeel dat deze onderdelen van het beklag te algemeen geformuleerd zijn en niet toegesneden zijn op een concrete beslissing van het hoofd van de inrichting.
Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in deze onderdelen van het beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk in zijn beroep.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van de onderdelen a) en b) en ten aanzien van de onderdelen c) en d), voorzover deze laatste twee onderdelen de vaststelling van de tegemoetkoming door de beklagcommissie betreft,
ongegrond
en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in de onderdelen e), f) en g) van het beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 december 2005
secretaris voorzitter