Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2300/GM, 5 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2300/GM

betreft: [klager] datum: 5 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 september 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, zijn raadsman en de inrichtingsarts verbonden aan voormeld h.v.b. zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer te worden gehoord. Klager en zijn raadsman mr. J.W. Soeteman hebben
schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De inrichtingsarts heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 juni 2005, betreft de weigering klager te verwijzen naar een manueel therapeut en de weigering een verwijzingsbrief op te stellen ten behoeve van een bij de
rechtbank lopende schorsingsprocedure.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft al jarenlang therapie bij een manueel therapeut in verband met klachten in de nek, rug en bekken. In de inrichting is klager door de inrichtingsarts naar fysiotherapie verwezen.
Echter deze kon hem niet helpen. Zowel klagers huisarts als manuele therapeut hebben aangegeven dat het medisch noodzakelijk is dat klager door een manueel therapeut wordt geholpen. Klager heeft een verwijzing van zijn huisarts. In verband met een bij
de rechtbank ingediend verzoek om schorsing, had klager ook een verwijzing van de inrichtingsarts nodig. De inrichtingsarts weigerde echter hieraan mee te werken. De inrichtingsarts heeft onverschillig en ongeïnteresseerd gehandeld. De afwijzing van
het
verzoek is niet gemotiveerd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is bij de medische dienst bekend met pijnen in het hoofd, de nek en spieren. Naast medicatie heeft klager hiervoor fysiotherapie voorgeschreven gekregen. Klager verzocht in verband met
een bij de rechtbank lopende schorsingsprocedure om een aanvullende indicatie voor een manueel therapeut. De inrichtingsarts had echter niet zo’n indicatie gesteld en had ook geen berichten van de behandeld fysiotherapeut ontvangen dat zulks
noodzakelijk was. Het verzoek is daarom afgewezen en klager is medegedeeld dat hij dat buiten de inrichting kon regelen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie beoordeelt het beroep aan de hand van de aan haar toegezonden stukken. Klager stelt onweersproken dat hij jarenlang in behandeling is bij een manueel therapeut voor spierklachten en klachten aan de nek, rug en bekken. Klager is door
zijn huisarts verwezen naar de manueel therapeut. Na klagers binnenkomst in de inrichting heeft de inrichtingsarts klager niet verwezen naar een manueel therapeut maar naar een fysiotherapeut. De inrichtingsarts acht een verwijzing naar een manueel
therapeut niet geïndiceerd. Uit de reactie van de inrichtingsarts op de klacht, blijkt echter niet op basis van welke bevindingen de inrichtingsarts tot dit oordeel is gekomen. Niet gebleken is dat de inrichtingsarts klager heeft onderzocht of contact
heeft opgenomen met de huisarts van klager of de manueel therapeut. De beroepscommissie acht overleg met de huisarts of manueel therapeut in dit geval aangewezen, aangezien klager is binnengekomen met een lopende behandeling door de manueel therapeut.
Door dit na te laten heeft de inrichtingsarts onzorgvuldig gehandeld. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 20,-.

Wat betreft de afwijzing van het verzoek van klager om ten behoeve van een behandeling van een schorsingsverzoek door de rechtbank een verwijzingsbrief op te stellen, is het beroep in zoverre ongegrond. De inrichtingsarts is niet gehouden op dit
verzoek
in te gaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond wat betreft de weigering klager te verwijzen naar een manueel therapeut en voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het h.v.b. Zwolle toekomende tegemoetkoming op € 20,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 5 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven