Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1957/GM, 5 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1957/GM

betreft: [klager] datum: 5 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 juni 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer is gehoord [...], inrichtingsarts. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 juni 2005, betreft de weigering valium voor te schrijven.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst heeft onzorgvuldig gehandeld door klager, zonder onderzoek en in weerwil van het advies van de huisarts en de medische dienst van de locatie Zoetermeer, geen valium maar Neurontin voor
te
schrijven. Klager is al 20 jaar met succes ingesteld op valium als middel tegen epilepsie. Klager heeft de afgelopen maanden vele aanvallen gehad als gevolg van het handelen van de inrichtingsarts. Na een neurologisch onderzoek heeft klager
uiteindelijk
toch valium ontvangen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft na het intakegesprek op 23 maart 2005 contact opgenomen met de huisarts. De huisarts was bekend met het gebruik van valium door klager, maar had hem dat niet
voorgeschreven. Na enig onderzoek is gebleken dat een aantal jaren daarvoor door een neuroloog valium was voorgeschreven. Valium is echter geen anti-epilepticum. De inrichtingsarts heeft de valium daarom afgebouwd en klager ingesteld op een
anti-epilepticum. Klager stelt iedere nacht een insult te hebben. Dit is echter door niemand waargenomen. De bloedspiegel van Neurontin blijft laag. De inrichtingsarts twijfelt aan de inname van dit medicijn door klager. Uiteindelijk is de neuroloog
van
de inrichting geconsulteerd. Deze adviseerde valium voor te schrijven. Naast valium krijgt klager geen andere medicijnen voorgeschreven.

3. De beoordeling
De inrichtingsarts heeft na het intakegesprek van 23 maart 2005 contact opgenomen met de huisarts over het gebruik van valium door klager als anti-epilepticum. Gebleken is dat de valium niet door de huisarts is voorgeschreven, maar enkele jaren
daarvoor
door de neuroloog. Valium is geen anti-epilepticum. De door de inrichtingsarts voorgestelde Neurontin is dat wel. Bovendien is valium een benzodiazepine waarvan volgens de handreiking van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur het gebruik moet worden
afgebouwd indien hiervoor geen medische indicatie aanwezig is. Tegen deze achtergrond is de beslissing van de inrichtingsarts het gebruik van valium af te bouwen en klager in te stellen op Neurontin als anti-epilepticum niet onzorgvuldig en derhalve
niet in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat later op advies van de neuroloog alsnog is besloten klager valium toe te dienen nadat was gebleken dat het gebruik van Neurontin niet aansloeg, maakt dit niet anders. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 5 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven