Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2090/GA, 29 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 05/2090/GA

betreft: [klager] datum: 29 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2005 van de beklagcommissie bij gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de gevangenis Veenhuizen.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d.7 november 2005, welke inlichtingen aan klager ter kennisneming zijn toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van voorwerpen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Van klager zijn papieren over zaken die belangrijk voor hem zijn in beslag genomen. Hij heeft deze papieren niet teruggekregen. Klager heeft wel zijn t-shirt en cd’s teruggekregen. Tussen de zoekgeraakte papieren bevinden zich ook zaken met voor klager
emotionele waarde. De papieren kunnen niet op een andere manier zijn weggeraakt. Een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) genaamd [A] is getuige in deze kwestie.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij een actie van het Interne beveiligingsteam (IBT), naar aanleiding van een ontvluchting, is gezocht naar contrabande, te weten zaken die duiden op ontvluchting of grote hoeveelheden van bepaalde goederen. Er zouden geen papieren in beslag worden
genomen. De directeur zal de betreffende p.i.w.-er om inlichtingen vragen en deze schriftelijk aan de beroepscommissie verstrekken.

Uit de nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren.
Direct nadat het IBT de cel had vrijgegeven en klager weer in zijn cel was ingesloten, reclameerde klager dat er papieren ontbraken. Hem is toen medegedeeld dat hij eerst maar eens goed moest kijken, omdat dergelijke spullen niet zomaar zouden worden
weggegooid. Na ongeveer een half uur belde klager weer en deelde mede dat hij al zijn papieren, die in een rode plastic zak (volgens p.i.w.-er [A] een plastic zak van de Mediamarkt) zaten, miste. Twee p.i.w.-ers hebben toen besloten om buiten in de
grote vuilcontainers te gaan zoeken.Er was echter reeds één vuilcontainer door de gemeente weggehaald. Na een gedegen onderzoek werd een lege rode draagtas aangetroffen die aan het signalement voldeed dat klager had gegeven. Echter, van de papieren is
niets teruggevonden. P.i.w.-er [A] heeft, voor zover hij zich herinnert, geen enkele schriftelijk verklaring gegeven of toegestuurd.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat op 11 mei 2005 in de inrichting een actie is gehouden met het doel om contrabande op te sporen en uit de verblijfsruimte te verwijderen. Verder staat vast dat van de verwijdering van de goederen van cellen niets op schrift is
gesteld. Als er een verslag was geweest, had onomstotelijk vastgestaan wat er bij de celinspectie was aangetroffen. Nu een dergelijk verslag niet is opgemaakt, hetgeen als onzorgvuldig moet worden bestempeld, kan niet worden nagegaan of, en zo ja,
welke, goederen van klager uit klagers cel zijn verwijderd. Deze onzorgvuldigheid kan aan de directeur worden toegerekend. Uit het relaas van de p.i.w.-er blijkt dat klager direct na insluiting in zijn cel na de actie heeft gemeld dat de bewuste
papieren ontbraken met een duidelijke omschrijving van de papieren en de tas waarin de papieren zich bevonden. Na die mededeling zijn twee personeelsleden gericht gaan zoeken waarbij zij slechts een plastic zak, die overeenkomsten vertoonde met de door
klager omschreven plastic tas, hebben aangetroffen. Gelet op het voorgaande wordt, in dit geval, voldoende aannemelijk geacht dat de voorwerpen daadwerkelijk van klagers cel zijn gehaald. Die vermissing kan de directeur worden toegerekend. De
beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, zal de
beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt met betrekking tot een tegemoetkoming kenbaar te maken.

Ten aanzien van de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt. Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld
voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Het ongemak bestaat uit het vermissen van een aantal persoonlijke eigendommen.De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager
ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten tot de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op €25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 29 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven