Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1764/GA, 21 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1764/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Klagers raadsman, mr. W.J. Ausma, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de (tijdelijke) plaatsing van klager op paviljoen 6D, waar een beperkt regime geldt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in de uitleg van de directeur. Deze heeft aangegeven dat het op paviljoen 6D geldende regime gelijk zou zijn aan dat van de overige (standaard)afdelingen. Dat klopt niet. Ook is de inrichting van de betreffende
verblijfsruimtes anders dan op de andere afdelingen. In feite is er op paviljoen 6D sprake van verkapte politiecellen met minder faciliteiten. Klager vindt dat er tijd genoeg is geweest om voor hem een plaats op een standaardafdeling te reserveren.
Klager heeft uiteindelijk elf dagen op de strafgang verbleven. Het dagprogramma was ook anders. Afhankelijk van wie er dienst had, moest klager tijdens de arbeidstijd in de cel blijven. Uiteindelijk heeft klager in die tijd twee of drie keer buiten de
cel mogen verblijven tijdens de arbeidsuren. Op de overige dagen werd hij ingesloten. Op de afdeling golden ook belbeperkingen, gold een afwijkende doucheregeling, werd er geen onderwijs aangeboden, waren de recreatie-uren afwijkend en mocht er niet
gekookt worden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Afdeling 6D is een afdeling waar een regime van algehele gemeenschap geldt. In beginsel zijn alle gedetineerden daar in tijd net zoveel uitgesloten als op de andere afdelingen. Het verschil met de standaardafdelingen is dat er geen gemeenschappelijke
arbeid wordt aangeboden. Omdat het een kleine groep gedetineerden betreft wordt er een meer individueel programma aangeboden. Op deze afdeling verblijven ook de gedetineerden die een disciplinaire straf of ordemaatregel opgelegd hebben gekregen. De
celinventaris is gelijk aan die van de andere cellen. Alleen is in deze cellen het sanitair van roestvrij staal en zijn de bedden vastgeschroefd. Klager was in de gelegenheid om tijdens de recreatie te koken. Daarnaast mocht hij minimaal twee keer per
week telefoneren. De directeur geeft toe dat op de standaardafdelingen meer recreatieve mogelijkheden bestaan dan op de afdeling 6D. Dat laat echter onverlet dat aan klager in ieder geval het wettelijk minimum is geboden. Klager heeft een dagprogramma
aangeboden gekregen waar hij minimaal recht op had.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 16 van de Pbw, bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van gedetineerden in zijn inrichting. Klager is bij binnenkomst in de inrichting (tijdelijk) geplaatst in paviljoen 6D, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt. De beroepscommissie ziet geen grond voor het verwijt dat de verblijfsruimtes van paviljoen 6D niet zouden voldoen aan de daaraan wettelijk gestelde (minimum) eisen, terwijl voorts aannemelijk is geworden dat aan klager tijdens zijn
verblijf op paviljoen 6D een dagprogramma is aangeboden dat (tenminste) voldeed aan de wettelijke minimum vereisten voor een dagprogramma bij een regime van algehele gemeenschap. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing
leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
De omstandigheid dat voor klager op zich meer restricties in dat dagprogramma golden dan wanneer hij op een andere (standaard)afdeling zou zijn geplaatst, doet - hoewel de beroepscommissie het begrijpelijk acht dat klager dit als vervelend heeft
ervaren
- aan dat oordeel niet af.

De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat het bij elkaar plaatsen van gedetineerden met meer en/of minder regimaire beperkingen het risico met zich brengt van een uitholling van het in de inrichting geldende regime, hetgeen onwenselijk wordt
geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven