Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1937/GA, 21 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1937/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. de Bruin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is de heer [...], unit-directeur bij voormelde locatie, gehoord. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting
verschenen. Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de mededeling dat, in verband met aangetoond drugsgebruik, klagers detentiefaseringstraject gedurende zes maanden zal worden stilgezet en dat in die periode geen verloven zullen worden verleend.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in het beroepschrift het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ontkent cocaïne te hebben gebruikt. Nu door de directeur geen uitslag van het laboratoriumonderzoek is overgelegd, is controle van die gegevens niet mogelijk. Aan klager zijn op 3 en 9 mei 2005 urinecontroles medegedeeld. De uitslag van die
onderzoeken is niet aan klager medegedeeld. Voorts is aan klager geen verslag aangezegd. Ook is aan klager geen schriftelijke mededeling – als bedoeld in artikel 58 van de Pbw – gedaan met betrekking tot de beslissing om hem gedurende zes maanden geen
verlof toe te staan of verdere detentiefasering te bewerkstelligen. Tenslotte geldt nog dat klager bij binnenkomst in de inrichting (nog) niet bekend was met het door de directeur gevoerde sanctiebeleid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Indien iemand scoort op gebruik van harddrugs, komt hij volgens de in de inrichting geldende beleidsregels gedurende de eerste zes maanden niet in aanmerking voor detentiefasering. Bij gebruik van softdrugs geldt een termijn van drie maanden. Dit
beleid
is kortgesloten met de selectiefunctionaris. Aan klager is het beleid van de inrichting uitgelegd tijdens een met hem gevoerd gesprek. De directeur is van mening dat er daarbij (nog) geen sprake was van een beslissing van de directeur. De directeur
erkent dat de uitslag van de urinecontrole aan klager had moeten worden medegedeeld. Naar aanleiding van dit voorval wordt in de inrichting de voorgeschreven procedure met betrekking tot de urinecontroles gevolgd. De directeur geeft aan dat gebruik van
verdovende middelen buiten de inrichting een aanwijzing kan zijn voor een verslaving en mitsdien een risico oplevert voor het ongestoorde verloop van toe te kennen verloven, hetgeen een contra-indicatie is voor detentiefasering.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal allereerst de ontvankelijkheid van het beklag beoordelen. Door de directeur is aangevoerd dat er nog geen sprake was van een (beklagwaardige) beslissing van de directeur maar dat aan klager slechts melding is gemaakt van het in
de inrichting geldende (antidrugs)beleid. De mededeling dat klager, naar aanleiding van een positieve uitslag van een urinecontrole, gedurende de eerstvolgende zes maanden niet in aanmerking kan komen voor detentiefasering of verlof moet naar het
oordeel van de beroepscommissie – daarbij gelet op de verstrekkende gevolgen die deze mededeling voor klager had – worden verstaan als een beklagwaardige beslissing van de directeur, nu hier immers al op voorhand omtrent klagers detentiefasering en
verlofmogelijkheden wordt beslist. Klager is daarom ontvankelijk in zijn beklag.

Nu de hiervoor genoemde beslissing van de directeur is genomen naar aanleiding van een urinecontrole, waarvan is komen vast te staan dat de daarbij gehanteerde procedure niet is gevolgd zoals is voorgeschreven in de Regeling urinecontrole penitentiaire
inrichtingen (d.d. 2 juni 1999, nr. 726428/98/DJI), is die beslissing genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven