Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2130/GV, 21 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2130/GV

betreft: [klager] datum: 21 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. A. Buntsma om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de op 22 augustus 2005 ten aanzien van klager verleende toestemming voor begeleid incidenteel verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de verleende toestemming voor het bedoelde tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is ingetrokken. Dit is als volgt toegelicht. Klager had toestemming gekregen voor begeleid incidenteel verlof om een
kraambezoek te brengen aan zijn vrouw en kind. Die toestemming is ingetrokken op grond van verkregen informatie dat klager zou willen ontsnappen. Klager is viermaal naar het ziekenhuis vervoerd, laatstelijk op 12 augustus 2005. Dit geschiedde steeds
zonder handboeien en er is nooit een probleem ontstaan. Op 12 september 2005 is klager door het BOT-team naar het ziekenhuis vervoerd. Hij heeft thans een zwaar regime. Dit zou te herleiden zijn tot de vrees dat klager zou ontsnappen. Dit is echter
niet
meer dan een geluid dat afkomstig kan zijn van de rancuneuze weduwe van de persoon, die in een tumult met klager om het leven is gekomen. Klager is niet voornemens, noch voornemens geweest, om zich te onttrekken aan zijn detentie. Zou hij dit wel
voornemens zijn dan hadden op zijn minst incidenten moeten hebben plaatsvinden bij zijn bezoeken aan het ziekenhuis. Klager wenst in staat gesteld te worden om gedurende een dag verlof door te brengen met vrouw en kind. Van belang is ook dat hij in het
huis van bewaring thans een geheel andere behandeling ontvangt dan voorheen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor klager is d.d. 22 augustus 2005 een beschikking afgegeven welke hem toestond om zijn echtgenote te bezoeken na haar bevalling middels een begeleid incidenteel verlof. Op 26 augustus 2005 is een schrijven ontvangen van de dNRI (dienst Nationale
Recherche Informatie)-GRIP-officier van justitie dat informatie was ontvangen dat klager niet terug zou keren van dit verlof. Nader telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen de dNRI-GRIP officier van justitie en de selectiefunctionaris. Op 29
augustus 2005 heeft de selectiefunctionaris het GRIP-rapport ontvangen. Hieruit volgde dat klager, die nog enkele jaren gedetineerd zal zijn in Nederland, verlof heeft aangevraagd om zijn hoogzwangere vrouw te bezoeken in Tilburg en dat hij tijdens dat
bezoek zal ontsnappen c.q. niet terug zal keren van verlof. Over de herkomst van de informatie kan om zwaarwegende redenen geen verdere mededelingen worden gedaan. Gelet op de actualiteit en concreetheid van de informatie is het dienstig dat er
maatregelen worden getroffen ter waarborging van een ononderbroken voortzetting van klagers detentie. Op grond van de informatie is besloten om het eerder toegekende begeleide incidentele verlof in te trekken om te voorkomen dat klager een kans wordt
geboden om niet terug te keren van verlof.

Het GRIP heeft d.d. 29 augustus 2005 geadviseerd om maatregelen te treffen met betrekking tot het verlenen van verlof aan klager zodat een ononderbroken tenuitvoerlegging van zijn detentie gegarandeerd blijft.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen te ondergaan van respectievelijk drie weken en één maand wegens gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke
v.i.-datum valt op of omstreeks 15 maart 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de intrekking van het eerder aan klager verleende incidenteel verlof onder begeleiding. Op grond van informatie afkomstig van de dNRI-GRIP officier van justitie is dit verlof ingetrokken. De verstrekte informatie betrof
zogenaamde zachte informatie, als beschreven op bladzijde 4 van de Circulaire Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) kenmerk 5172795/02/DJI van 28 juni 2002. In een dergelijk geval dienen de betrouwbaarheid van de bron en de juistheid van de
informatie te worden aangegeven op een wijze die voor criminele inlichtingeneenheden is voorgeschreven. De informatie is door de officier van justitie van het landelijk parket getoetst, maar een oordeel over de betrouwbaarheid kon daarbij niet worden
gegeven. In dit geval is door de officier van justitie van het landelijk parket niet nader aangegeven waarom geen oordeel kon worden gegeven over de betrouwbaarheid van de informatie. Ook over de wijze van verkrijging is geen mededeling gedaan. Nu de
onderhavige beslissing van de selectiefunctionaris is genomen op grond van niet nader toegelichte informatie en de selectiefunctionaris geen nader onderzoek naar die informatie heeft verricht, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing
onvoldoende zorgvuldig is genomen. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na
ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven