Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2607/GV, 16 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2607/GV

betreft: [klager] datum: 16 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het is de vierde keer dat zijn verlofaanvraag is afgewezen. Er is door de inrichting een fout gemaakt.
Aan de selectiefunctionaris is een negatief advies gestuurd terwijl het advies positief was. Klager wil het beroep graag mondeling toelichten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen omdat klager gelet op zijn recidivestaat is aangemerkt als veelpleger. Klager laat volgens de inrichtingsrapportage aangepast gedrag zien om met verlof te kunnen gaan. Als hij langdurig in staat is om zich correct te gedragen,
zal het detentieberaad positief adviseren. Thans is het zo dat alle partijen negatief staan ten aanzien van verlofverlening. Er is geen reden om van deze adviezen af te wijken. Daarnaast is klager tijdens zijn vorige detentie niet teruggekeerd van
verlof. Reden temeer om aan te nemen dat klager niet om kan gaan met de hem geboden vrijheden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het detentieberaad van de locatie Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en de directeur heeft daaraan toegevoegd dat gezien de huidige opstelling van klager een toekenning van zijn vierde verlofaanvraag goed zou zijn.
Namens de officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam is aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening. Omdat klager zich eerder aan detentie heeft onttrokken, is er geen vertrouwen in een goede afloop van het verlof.
De politie regio Utrecht heeft bezwaar gemaakt tegen verlofverlening omdat klager bij eerdere verloven niet terug is gekeerd van verlof.
De afdeling Reclassering van het Leger des Heils heeft toegelicht dat klager verlof heeft aangevraagd om zijn vriendin te bezoeken. Na een langdurige coma verblijft zijn vriendin thans in een verzorgingstehuis. Zij is niet in staat om klager in de
inrichting te bezoeken. Een vorig bezoek van klager aan zijn vriendin is goed verlopen. Klager wenst tevens zijn zoontje te bezoeken.Tijdens een vorige detentie is klager niet teruggekeerd van verlof omdat zijn vriendin op die dag langzaam uit haar
coma
raakte. De Reclassering van het Leger des Heils heeft positief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te kunnen beslissen en acht het niet noodzakelijk om klager nader te horen.

Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 24 maanden, twaalf maanden, vier maanden, vijf maanden, twee maanden, tien maanden en een maand met aftrek, wegens vermogensdelicten. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks
11 juni 2006. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van respectievelijk zes en twee dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vorig jaar nog is klager tijdens de huidige detentie driemaal niet teruggekeerd van verlof en er is sprake van veelvuldige recidive. De inrichting, de officier van justitie en de politie hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening. De
beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en
kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven