nummer: 05/1031/TB
betreft: [klager] datum: 26 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 20 april 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman
mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Minister, [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Flevo Future te Utrecht (hierna: Flevo Future).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 12 september 2002 in FPI De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden) geplaatst. De Minister
heeft op 20 april 2005 beslist klager over te plaatsen naar de Flevo Future. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.
De standpunten
Klager weet zeker dat hij op 27 april 2005 via zijn hoofdbehandelaar [A] van de beslissing tot overplaatsing heeft vernomen. Sociotherapeut [B] was toen niet aanwezig.
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Flevo Future, nu hij daar geen hypnotherapie kan ondergaan. De Minister heeft het belang van klager bij zijn wens om hypnotherapie te ondergaan onvoldoende in zijn overwegingen betrokken.
In eerste instantie had hij geen bezwaar tegen plaatsing in de Flevo Future, omdat hij had begrepen dat hij daar wel deze therapie kon volgen. De Flevo Future had zijn dossier gelezen en wilde hem wel opnemen. Klager heeft geen bezwaar tegen
wegplaatsing uit De Kijvelanden, omdat hij daar onvoldoende individueel benaderd kon worden en men in De Kijvelanden niet wilde ingaan op zijn wens hypnotherapie te ondergaan.
Klager is in het verleden al eens eerder terbeschikking gesteld wegens zedendelicten. Hij is toen in het FPC Veldzicht te Balkbrug behandeld. Klager is echter gerecidiveerd. Klager is verontrust dat hij, ondanks de eerder gevolgde behandeling in
Veldzicht en de daarop volgende beëindiging van de terbeschikkingstelling, opnieuw een zedendelict heeft gepleegd. Klager is zich gaan verdiepen in hypnotherapie en hij vermoedt dat deze vorm van therapie aan de oppervlakte kan brengen wat tijdens de
eerdere behandeling verborgen is gebleven. Klager wenst niet meer te recidiveren of zijn leven te slijten in een tbs-kliniek. Hij grijpt daarom alles aan om invulling aan zijn behandeling te geven. Indien de Flevo Future niet zelf hypnotherapie kan
aanbieden, is er de mogelijkheid om deze therapievorm door een instelling van buiten de inrichting te laten verzorgen. Klager heeft vertrouwen in hypnotherapie, omdat de behandeling tijdens de vorige terbeschikkingstelling tot niets heeft geleid. Ook
bij de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling is klagers wens om behandeld te worden door middel van hypnotherapie aan de orde geweest. Klager wil heel graag deze therapievorm proberen. Mocht deze behandeling geen effect hebben, dan zal
hij moeten kiezen tussen het volgen van een reguliere behandeling of afzien van behandeling, wat uiteindelijk tot een plaatsing op een longstay afdeling zal kunnen leiden. Een tweede behandelkans moet wel een reële kans zijn en niet alleen gegeven
worden om te voldoen aan de criteria voor een longstayplaatsing. Klager is geen ontkennende delinquent. Hij herinnert zich alleen zijn delict niet meer.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Volgens inlichtingen vanuit De Kijvelanden is de overplaatsingsbeslissing op 22 april 2005 aan klager uitgereikt. Klagers beroep is op 2 mei 2005, derhalve te laat, ontvangen door de beroepscommissie. Nu de Minister geen redenen bekend zijn voor de
termijnoverschrijding, zal klager niet in het beroep kunnen worden ontvangen. Indien de beroepscommissie anders oordeelt, zal het beroep ongegrond zijn.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Ten aanzien van de selectie van ter beschikking gestelden in het kader van een eerste opname of
herplaatsing in een tbs-inrichting is een toetsing aan een viertal criteria (geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid) van belang, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Het intelligentieniveau is vastgesteld boven een IQ van 80. Er is niet gebleken van een extreem vlucht-
en/of beheersrisico. Op grond van deze gegevens wordt klager aan een tbs-kliniek toebedeeld, waarbij wachtlijsten voor alle voor klager in aanmerking komende tbs-klinieken een rol spelen. Klager is op 20 april 2005 gehoord met betrekking tot de
voorgenomen plaatsing in de Flevo Future. Klager heeft toen aangegeven de voorgenomen plaatsing prima te vinden. Tevens gaf hij aan de hoop te hebben in de Flevo Future aan hypnotherapie te kunnen doen.
De Kijvelanden verzoekt om herselectie omdat er tot op heden geen sprake is van toereikende behandelresultaten. Klager weigert aangeboden behandelinterventies. Hij is een ontkennende (recidiverende) seksuele delinquent. De staf van De Kijvelanden heeft
in de afgelopen jaren geen mogelijkheid gezien hierin verandering aan te brengen. Gezien de geschiedenis waarin meerdere seksuele recidives en een eerdere terbeschikkingstelling, is er sprake van een sombere prognose. Een tweede behandelpoging is op
zijn plaats. Klager heeft na ongeveer 2 jaar behandeling in De Kijvelanden zijn vertrouwen in de behandeling opgezegd. Klager heeft gedragsproblemen wegens drugsgebruik. Voorts ondervindt vrouwelijk personeel hinder van de starende blikken van klager.
Geen enkele tbs-kliniek heeft hypnotherapie in het behandelingspakket. Volgens de behandelaar van de Flevo Future zijn er geen effectstudies die wijzen op een positief effect van deze therapie op het terugdringen van recidivegevaar. De behandelaar
heeft
met klager over deze therapievorm gesproken. De geheugenstoornis van klager is ontstaan door middelengebruik. Behandeling met hypnotherapie zou in dat geval niet geïndiceerd zijn.
3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie als volgt.
Het beroepschrift dateert van 2 mei 2005. Klager heeft in zijn beroepschrift, in zijn schriftelijke toelichting en ook ter zitting verklaard dat hij van de beslissing tot overplaatsing pas op 27 april 2005 heeft kennisgenomen. Volgens informatie van De
Kijvelanden heeft de inrichting de bestreden beslissing op 22 april 2005 ontvangen en heeft sociotherapeut [B] diezelfde dag de beslissing aan klager uitgereikt. De uitreikingsdatum is niet geregistreerd. De beroepscommissie heeft bij brief van 12
augustus 2005 [B] als getuige voor de zitting opgeroepen met het doel duidelijkheid te verkrijgen over de datum van uitreiking van de bestreden beslissing. Nu deze getuige niet ter zitting is verschenen en de uitreikingsdatum niet is geregistreerd,
valt
niet uit te sluiten dat klagers consequent afgelegde verklaring juist is. De beroepscommissie zal klager dan ook in zijn beroep ontvangen.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede
de
bestaande wachtlijsten.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen. Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot
hypnotherapie kan niet tot een ander oordeel leiden. Naar de Minister heeft aangegeven is in geen enkele tbs-inrichting hypnotherapie in het behandelaanbod opgenomen. Volgens de behandelaar van de Flevo Future zijn er geen effectstudies die wijzen op
een positief effect van deze therapie op het terugdringen van recidivegevaar en zou hypnotherapie in klagers geval niet geïndiceerd zijn. De behandelaar heeft hierover met klager gesproken. De voorzitter van de beroepscommissie wil klager in overweging
geven de hem met de overplaatsing geboden tweede behandelkans een kans te geven, omdat niet uitgesloten kan worden dat hij in de toekomst op een longstay afdeling wordt geplaatst indien hij elke andere behandeling dan hypnotherapie afwijst.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Flevo Future niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.M. Koenraadt en dr. M. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 oktober 2005
secretaris voorzitter