Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2254/GB, 14 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2254/GB

Betreft: [klager] datum: 14 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in unit 2 (gevangenis) van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda. Op 29 augustus 2005 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is door de inrichting voorgedragen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Klager voldoet aan alle eisen voor een dergelijke plaatsing. De politie in de plaats waar klager voornemens is eventuele regimaire verloven door te
brengen, geeft aan niet van problemen in de wijk gehoord te hebben. Wel heeft de politie verzocht om bericht te ontvangen indien klager verlof heeft, zodat toezicht kan worden gehouden. In het selectieadvies is aangegeven dat de omgeving van klagers
verlofadres op die manier langzaam aan klagers terugkomst kan wennen. Volgens de selectiefunctionaris is het advies van de inrichting niet bindend. Hij verwijst evenwel zelf wel naar dat advies en geeft aan dat het niet welkom zijn in de buurt, geen
reden is om hem niet in een b.b.i. te plaatsen. Daar komt nog bij dat klager terzake van het zwaarste hem telastegelegde feit is vrijgesproken en dat het delict waarvoor hij is veroordeeld, niet heeft plaatsgevonden in de buurt waarnaar klager zal
terugkeren. Tenslotte geldt dat de omgeving van klager uiteindelijk toch aan klagers terugkeer zal moeten wennen. Dat kan dan beter stapsgewijs gebeuren.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld terzake van een delict met een hoog mediagehalte. In de landelijke media is hij afgeschilderd als verkrachter, pooier en moordenaar. Klager heeft aangegeven dat dit bezijden de waarheid zou zijn en dat hij de betreffende media
daarop zou aanklagen. De inrichting waar klager verbleef, heeft hem voorgedragen voor plaatsing in een b.b.i. Ten onrechte is er ten aanzien van klager geen executie-indicator afgegeven. Om die reden is alsnog aan het openbaar ministerie verzocht om te
adviseren. Het openbaar ministerie heeft op 17 mei 2005 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een b.b.i.-plaatsing.
Klager heeft een huurwoning in Breda en de woningbouwvereniging heeft aangegeven dat er rondom de terugkeer van klager veel commotie zou zijn ontstaan. Klager heeft een hem aangeboden woningruil geweigerd. De inrichting heeft bij haar positieve advies
onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij niet welkom is in de buurt en in de woning waar hij eventuele verloven zal doorbrengen. Die omstandigheid is evenwel voor de selectiefunctionaris doorslaggevend geweest in zijn beslissing om klager
niet
te plaatsen in een b.b.i., waarbij tevens rekening is gehouden met de aard van de door klager gepleegde delicten, waardoor maatschappelijke onrust te verwachten valt. Eén en ander is een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i.
In het bezwaarschrift wordt geen rekening gehouden met de problemen die de buurtbewoners hebben. De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing alle pro’s en contra’s gewogen en heeft daarom zijn beslissing zorgvuldig genomen. In zijn beslissing op
het bezwaarschrift heeft de selectiefunctionaris nogmaals aan klager de gronden voor zijn beslissing aangegeven.

4. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. (ondermeer) in aanmerking gedetineerden
die:
a. een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen,
b. een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, en
c. beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
In zijn algemeenheid geldt dat feiten als die waar klager voor is veroordeeld, maatschappelijke onrust teweeg kunnen brengen in de omgeving waar de betreffende gedetineerde zijn (regimaire) verloven zal doorbrengen. Blijkens de melding van de politie
in
de wijk waar klager woont en die verloven zal doorbrengen, is evenwel dergelijke onrust niet bekend. Wel heeft de politie aangegeven extra toezicht te willen houden tijdens de eerste verloven van klager. Het openbaar ministerie heeft aangegeven geen
bezwaar te hebben tegen een b.b.i.-plaatsing van klager.
De beroepscommissie verstaat dat de selectiefunctionaris met name bedoeld heeft dat klagers verlofadres, gelet op mogelijke onrust in de omgeving van dat adres, niet-aanvaardbaar wordt geacht en dat dit bezwaar voor de selectiefunctionaris van
doorslaggevende betekenis is geweest bij zijn beslissing. Nu evenwel dat bezwaar van de selectiefunctionaris enkel wordt ondersteund door een in het selectieadvies verwoorde mededeling van een medewerker van de woningstichting, acht de beroepscommissie
dat bezwaar – één en ander gezien in het licht van de positieve adviezen van de inrichting, politie en het openbaar ministerie – onvoldoende feitelijk onderbouwd. Zulks geldt temeer nu die melding kennelijk dateert van begin 2005 en om die reden
onvoldoende actueel moet worden geacht.

Eén en ander in onderling verband en samenhang beziend, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als
onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven