nummer: 05/1954/GM
betreft: [klager] datum: 11 november 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan unit 4 gevangenis BIBA te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juli 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 september 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam is klager gehoord. Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan unit 4 gevangenis BIBA is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het klaagschrift gericht aan de commissie van toezicht, die het op 8 juli 2005 ter bemiddeling heeft doorgezonden aan de medisch adviseur, betreft het feit dat klager niet de geadviseerde voedingsmiddelen krijgt ondanks
de
aangetoonde allergie voor een aantal voedingsmiddelen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Gedurende zijn verblijf in eerdere inrichtingen (Zwolle, Veenhuizen) heeft klager een allergietest ondergaan. Hieruit bleek dat hij allergisch is voor tarwe, pinda’s, hazelnoot, wortelen en selderij. Nadat hij op 13 mei 2005 was overgeplaatst naar unit
4 gevangenis BIBA is klager via een arts na ruim een maand (op 24 juni 2005) bij een diëtist gekomen. Deze schreef een dieet voor zonder genoemde ingrediënten. Desondanks duurde het drie à vier weken, namelijk tot 22 juli 2005, eer klagers menu werd
aangepast. Inmiddels is zijn menu aangepast, maar krijgt hij te weinig. Aanvullende voeding betaalt hij uit eigen zak.
Klager wil voorts compensatie voor het feit dat hij twee maanden niet het juiste dieet kreeg, maar wel medicijnen heeft moeten slikken om de gevolgen daarvan te reduceren of te elimineren. Tevens heeft hij in die twee maanden zelf eten moeten (bij-)
kopen.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Na het consult bij de diëtist is naar de afdeling gebeld met de mededeling dat klager in plaats van maisbrood roggebrood moest krijgen en is verzocht dit in het systeem te veranderen. De medische dienst kan geen wijzigingen in het systeem aanbrengen.
Het dieetadvies is in kopie naar de keuken gestuurd en er is diverse malen over gebeld.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als handelen in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm. Hiertoe is redengevend dat klager
op 13 mei 2005 in unit 4 gevangenis BIBA is binnengekomen, en dat hij op 23 mei 2005 door de inrichtingsarts is gezien, die hem gelet op de bekende voedsel allergieën, meteen heeft verwezen naar een diëtist. Dat klager daar om blijkbaar
organisatorische
redenen pas op 24 juni 2005 terecht kon, kan de inrichtingsarts niet worden verweten. Het beroep is in zoverre derhalve ongegrond.
Dat, ondanks het gegeven dat de door de diëtist op klagers voedingsallergie toegespitste dieetadviezen door de medische dienst aan de keuken zijn doorgegeven, de keuken enige tijd niet de juiste maaltijden aan klager heeft verstrekt kan de medische
dienst niet worden toegerekend. De verantwoordelijkheid van het verstrekken van (onder meer) aangepaste maaltijden en voor het (doen)opvolgen van de dieetadviezen is een verantwoordelijkheid van de directeur. Dit deel van de klacht zal mitsdien ter
verdere behandeling worden terugverwezen naar de beklagcommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover gericht tegen het handelen van de medische dienst ongegrond.
De beroepscommissie verwijst de klacht voor het overige ter verdere behandeling terug naar de beklagcommissie bij unit 4 gevangenis BIBA.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 november 2005
secretaris voorzitter