Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1777/GB, 27 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1777/GB

Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Vingerling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, zijn op 27 september 2005 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem (ter herselectie) te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 maart 2000 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge. Op 27 juni 2005 is hij (ter herselectie) overgeplaatst naar het h.v.b. Zwaag. Inmiddels is verzoeker op 26 september 2005 geplaatst in de
gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
In het beroepschrift:
Klager verbleef ruim vijftien maanden in een b.b.i. Naar aanleiding van klagers ongewenstverklaring is kennelijk besloten hem over te plaatsen naar een gesloten inrichting en in afwachting daarvan is hij geplaatst in het h.v.b. Zwaag. Ongewenst
verklaarden komen evenwel niet voor in de categorie-indeling van artikel 9, tweede lid,van de Pbw. Dat zou er toe moeten leiden dat de plaatsing in het h.v.b. ongedaan moet worden gemaakt. Verder komt door klagers overplaatsing zijn resocialisatie,
zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid, van de Pbw, in het gedrang. De selectiefunctionaris heeft in zijn beslissing op het bezwaarschrift vervolgens aangegeven dat de ongewenstverklaring geen reden zou zijn hem weg te plaatsen uit een b.b.i. en dat
de reden voor zijn overplaatsing enkel is gelegen in de nieuwe einddatum van de aan hem opgelegde gevangenisstraf(fen). Volgens klager heeft de selectiefunctionaris aan klager toegezegd dat hij de nieuwe gevangenisstraf uit zou mogen zitten in een
b.b.i.
Dat zou ook kunnen verklaren waarom pas drie maanden na de uitreiking van het betreffende vonnis aan klager besloten wordt tot overplaatsing.
Tegenover het lid van de Raad:
Aan klager is door een medewerkster van de bevolkingsadministratie de toezegging gedaan dat hij in een b.b.i. mocht blijven. De betreffende medewerkster zei dat zij een vonnis had ontvangen van netto 30 maanden en dat zij inmiddels contact had
opgenomen
met de selectiefunctionaris hierover. De selectiefunctionaris deelde haar mee dat klager in de b.b.i. mocht blijven. De dienstgeleider, [...]. was aanwezig bij het gesprek dat klager met de betreffende medewerkster had. Wat betreft de
uitzettingsprocedure is aan klager niet medegedeeld dat hij zou worden uitgezet.
Door de selectiefunctionaris worden ten onrechte nieuwe punten aangevoerd. In de brief van de selectiefunctionaris van 23 augustus 2005 wordt verwezen naar zeer recente informatie van de IND. Klager is in zijn verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk verklaard. Er staan nu geen beroepsmogelijkheden meer open en klager zou daarom na zijn straf per direct uit Nederland worden verwijderd. Hierover wordt opgemerkt dat klager van Iranese afkomst is. Zijn vrouw en kinderen verblijven in
Nederland. Uitzetting is daarom niet mogelijk. Klager is in de periode gelegen tussen het uitreiken van het vervolgvonnis en zijn overplaatsing gewoon in aanmerking blijven komen voor verlof. Dit heeft niet tot ordeproblemen geleid. Verder wordt
verwezen naar de brief van het b.s.d. van 12 april 2005 aan de belastingdienst waarin wordt medegedeeld dat klager in de b.b.i. Westlinge is gedetineerd van 21 maart 2000 tot 13 februari 2008. Wat betreft het vervolgvonnis zou klager overigens de
status
van zelfmelder krijgen. Dat kan zelfs blijken uit de in de stukken gebruikte afkortingen. Een persoonlijk belang voor klager om in een b.b.i. te worden geplaatst is het contact met zijn kind, met wie het minder goed gaat.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef sedert medio 2004 in de b.b.i. Westlinge op basis van de toen bekende informatie. Daarin werd toen aangegeven dat klager mogelijk zou worden uitgezet maar dat deze procedure nog niet was afgerond. In maart 2005 kreeg klager een
vervolgvonnis uitgereikt, waardoor zijn v.i.-datum werd verschoven naar 2 februari 2008. Daarnaast kreeg de selectiefunctionaris een schrijven van de vreemdelingendienst, waarin werd aangegeven dat men inderdaad van zins was klager na zijn detentie uit
Nederland te verwijderen. Op basis van deze gegevens is klager teruggeplaatst naar een gesloten setting. Door de selectiefunctionaris is toen aangegeven dat met name het vervolgvonnis aanleiding gaf voor die terugplaatsing. Op zich had de beslissing om
klager terug te plaatsen naar een gesloten setting eerder moeten worden genomen. Dat verandert evenwel niets aan de omstandigheid dat de totale detentietermijn inmiddels te lang is om nog in aanmerking te komen voor plaatsing in een b.b.i. Daar komt
vervolgens nog bij dat klager blijkens recente informatie van de IND thans geen rechtsmiddelen meer kan instellen tegen zijn uitzetting en dat hij na ommekomst van de straf direct verwijderbaar is uit Nederland. Daarmee wordt de plaatsing in een
setting
met vrijheden onmogelijk geworden.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels (tot tweemaal toe) is overgeplaatst naar een andere inrichting en thans verblijft in de gevangenis De IJssel, behoeft zulks in dit geval niet te leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, omdat de reden
voor klagers wegplaatsing niet in een andere penitentiaire rechtsgang ter toets kan komen

4.2. Klager, die als passant ter herselectie in het h.v.b. is geplaatst, behoort, gelet op artikel 9, tweede lid, Pbw, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3. Door en namens klager is aangevoerd dat hij de status zou hebben van zelfmelder, en daarom op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2005, nr. 5042803/00/DJI)
ook
thans in aanmerking zou komen voor plaatsing in een b.b.i. Gelet op de wijze waarop de tenuitvoerlegging van klagers detentie heeft plaatsgevonden, kan klager niet als zelfmelder worden aangemerkt. Voorzover klager zich erop beroept dat hem
toezeggingen
omtrent zijn detentieverloop zijn gedaan, kan dit beroep niet slagen nu niet aannemelijk is geworden dat bedoelde toezeggingen door of namens de selectiefunctionaris zijn gedaan. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris is – wat er zij van de vraag of de beslissing tot wegplaatsing niet eerder had kunnen worden genomen – niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven