Nummer: 05/1974/GB
Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring voor jong volwassenen (jovo-h.v.b.) Scheveningen ongegrond verklaard.
2.1. De feiten
Klager is sedert 24 juni 2005 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b./ISD Rotterdam. Op 23 augustus 2005 is hij overgeplaatst naar het jovo h.v.b. Scheveningen.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager wil niet naar het jovo-h.v.b. Scheveningen omdat daar een paar gedetineerden verblijven met wie hij problemen heeft. Klager is inmiddels bezig zijn leven te beteren en hij is bang dat hij, indien hij naar het jovo-h.v.b. wordt gestuurd, na zijn
detentie in herhaling zal vallen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij problemen zou hebben met enkele in Scheveningen verblijvende gedetineerden. Zolang klager dit niet nader onderbouwt, kan de selectiefunctionaris terzake geen goede afweging maken. De selectiefunctionaris laat
klagers opmerking dat hij door plaatsing in Scheveningen zeker zal recidiveren geheel voor klagers rekening. Blijkens de aan de selectiefunctionaris verstrekte informatie is klager op 23 augustus 2005 in het jovo-h.v.b. geplaatst en functioneert hij
daar probleemloos.
4. De beoordeling
4.1. Het jovo-h.v.b. Scheveningen te ’s-Gravenhage is aangewezen als een h.v.b. voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau alsmede een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 16 van de
Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden.
4.2. De beroepscommissie stelt vast dat het beroep van klager niet zozeer is gericht tegen zijn jovo-indicatie, maar tegen de locatie waar hij dient te verblijven. In dit verband overweegt de beroepscommissie dat klager heeft aangevoerd dat er in
het
jovo-h.v.b. Scheveningen gedetineerden zouden verblijven waar hij problemen mee heeft. Nu klager die stelling in bezwaar en beroep onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd terwijl hij probleemloos functioneert in het jovo-h.v.b. Scheveningen, kan daar
geen rekening mee worden gehouden. Het door verzoeker in beroep aangevoerde argument van klager dat er gevreesd zou moeten worden voor een groter risico op recidive indien klager in het jovo-h.v.b. Scheveningen zijn detentie moet ondergaan, wordt –
mede
door het ontbreken van een nadere feitelijke onderbouwing daarvoor – niet aannemelijk geacht. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat geoordeeld moet worden dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet
in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 oktober 2005
secretaris voorzitter