Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1552/GA, 27 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1552/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Malewicz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Haaglanden te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Malewicz, en [...], waarnemend unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van de directeur om klager te plaatsen op een meerpersoonscel;
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens de weigering in een meerpersoonscel plaats te nemen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager lijdt aan een tropische bloedziekte, te weten sikkelcelanemie. Hierdoor is plaatsing in een meerpersoonscel voor hem zeer ongewenst. De
omstandigheid dat klager heeft geweigerd vrijwillig mee te werken aan een plaatsing in een meerpersoonscel is onvoldoende grond voor het opleggen van de ordemaatregel. Klager heeft een ongedateerde brief overgelegd van de inrichtingsarts van de p.i.
Zoetermeer. Hierin verklaart de inrichtingsarts dat het nu niet gewenst is dat klager wordt geplaatst in een meerpersoonscel. Volgens klager is de brief van 3 juni 2005 en is hij op basis van deze brief uit de afzonderingscel geplaatst. De door de
directeur ingewonnen informatie bij de medische dienst is afkomstig van een verpleegkundige. Later kwam zij haar excuses aanbieden aan klager. Onder tijdsdruk is er onzorgvuldig gehandeld. De plaatsing in een afzonderingscel wordt als dwangmiddel
gebruikt. Achteraf moet geconstateerd worden dat klager gelijk heeft gehad. De directeur had de mogelijkheid klager niet in een afzonderingscel te plaatsen, maar op zijn eigen cel in afwachting van nader onderzoek.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, als volgt toegelicht. De door klager overgelegde brief van de inrichtingsarts is niet van 3 juni 2005 maar van 4 juli 2005. De verpleegkundige van de medische dienst heeft
het medisch dossier bekeken. Hieruit zijn geen contra-indicaties voor plaatsing van klager in een meerpersoonscel naar voren gekomen. De medische dienst heeft verder overlegd met de huisarts. Ook uit een op 31 mei 2005 gevoerd overleg met de specialist
van het ziekenhuis zijn geen contra-indicaties naar voren gekomen. Binnen de inrichting is het beleid een gedetineerde, die weigert mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel bij wijze van dwangmiddel af te zonderen.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 21 van de Pbw in verband met artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst, een voor de
gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. Op grond van het tweede lid, onder c van voornoemd artikel 11a kan ongeschiktheid samenhangen met de
gezondheidstoestand van de gedetineerde. In de Nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Stcrt 13 september 2004, 175) op voornoemd artikel 11a, wordt opgemerkt dat de directeur bij
zijn beslissing de in het artikel genoemde factoren en omstandigheden een rol moet laten spelen. Steeds zal voor iedere gedetineerde afzonderlijk moeten worden beoordeeld of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde verblijfsruimte.

Op grond van de stukken en de door en namens klager en de directeur tijdens de zitting gegeven toelichting stelt de beroepscommissie het volgende vast.
1. Klager verblijft in het huis van bewaring in een regime van beperkte gemeenschap.
2. Klager is op 19 mei 2005 medegedeeld dat hij op een meerpersoonscel zal worden
geplaatst.
3. Nadat klager aangaf, dat hij in verband met sikkelcelvorming niet op een meerpersoonscel kon worden geplaatst, is dezelfde dag contact opgenomen met de medische dienst. De medische dienst heeft op grond van het medisch dossier van klager geoordeeld
dat klager ondanks dit probleem op een meerpersoonscel kon worden geplaatst.
4. Aan klager is op 19 mei 2005 een ordemaatregel opgelegd ten einde klager te dwingen alsnog medewerking te verlenen aan zijn plaatsing op een meerpersoonscel.
5. De medische dienst heeft overleg gevoerd met de huisarts en op 31 mei 2005 met een specialist van het ziekenhuis. Ook hieruit is volgens de directeur niet gebleken van contra-indicaties.
6. Bij het klaagschrift van klager is een brief gevoegd van 31 mei 2005 van de huisarts van klager aan de verzekeraar.
7. Bij het beroepschrift is een ongedateerde brief gevoegd van de inrichtingsarts waarin wordt geconcludeerd dat klager nu nog ongeschikt is voor plaatsing in een meerpersoonscel. Volgens klager is de brief van 3 juni 2005, volgens de directeur van 4
juli 2005.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur op het juiste moment, namelijk direct nadat klager had aangegeven dat hij om gezondheidsredenen niet kon worden geplaatst op een meerpersoonscel, de medische dienst heeft geconsulteerd over eventuele
contra-indicaties voor plaatsing van klager in een meerpersoonscel. De directeur kon afgaan op het oordeel van de medische dienst. Dat dit oordeel van de medische dienst later kennelijk is gewijzigd, maakt dit niet anders. Het beroep dient in zoverre
ongegrond te worden verklaard.

b.
Naar aanleiding van de weigering van klager mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel, is hem een ordemaatregel opgelegd. Ter zitting heeft de directeur klagers stelling bevestigd dat de maatregel als dwangmiddel is opgelegd. In de Pbw is
naar het oordeel van de beroepscommissie niet voorzien in de mogelijkheid om een gedetineerde af te zonderen louter om hem te dwingen akkoord te gaan met plaatsing in een meerpersoonscel. In het systeem van de Pbw past eerder dat een gedetineerde die
een opdracht van het personeel tot ingebruikname van een meerpersoonscel weigert daar in voorkomend geval disciplinair voor wordt bestraft. De beslissing van de directeur kan derhalve niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre
gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 30,--.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 27 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven