Nummer: 05/2082/GB
Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 augustus 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 28 mei 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Amsterdam. Op 24 december 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
De persoonlijke omstandigheden van klager zijn gewijzigd, waardoor het juist nu voor hem van belang is zich voor te bereiden op de toekomst, waarbij een plaatsing in een b.b.i. van essentieel belang is. In verband met de soorten delicten die klager
heeft gepleegd, is het voor hem onmogelijk om elektronische detentie aan te vragen. De gezondheid van klagers 78-jarige moeder was in januari 2004 voor klager de reden om zich niet te melden bij de inrichting. De gezondheidstoestand van klagers moeder
is gestabiliseerd, maar het wordt voor haar een onmogelijke opgave om klager regelmatig te bezoeken. Op de aanstaande echtgenote van klager zou plaatsing van klager in een b.b.i. een positieve invloed hebben en oplossend werken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. ingediend. Reeds op 14 juni 2005 heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat hij geen vertrouwen heeft in een goede afloop van een plaatsing in een b.b.i., tegen welke beslissing klager
destijds geen bezwaar heeft gemaakt.
Uit de rapportage van het h.v.b. Amsterdam d.d. 30 november 2004 blijkt dat klager op 2 januari 2004 op eigen gelegenheid naar “Westlinge” diende te gaan, maar daar nooit is aangekomen. Hij is op de telex geplaatst en werd vervolgens in mei 2004
gearresteerd en in verzekering gesteld voor het plegen van een nieuw strafbaar feit. Voor het plegen van dit feit werd aan klager in oktober 2004 een gevangenisstraf opgelegd van drie jaren. Daarnaast is nog vermeldenswaardig dat er nog een
voorwaardelijke straf open staat en er twee Terwee-zaken zijn. Klager heeft bij het maken van eigen keuzes onjuist gehandeld en zich niet gehouden aan afspraken. Daarnaast heeft hij nog een strafbaar feit gepleegd en heeft hij wat de
selectiefunctionaris betreft aangetoond niet met vrijheden te kunnen omgaan.
4. De beoordeling
4.1. In de artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden staan de voorwaarden opgenomen voor plaatsing in een (z.)b.b.i.
4.2. De geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling houdt in dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt.
Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis,
incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het
gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de (langdurige) onttrekking aan de detentie en de veroordeling wegens het plegen van een delict gedurende deze periode niet in
aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over het bezoek van zijn zieke moeder en de positieve invloed op zijn aanstaande echtgenote, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 27 oktober 2005
secretaris voorzitter