Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2103/GB, 24 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05\2103\GB

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 augustus 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Steen, op 23 september 2005 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is gedetineerd in afwachting van een eventuele uitlevering aan Italië. Hij verbleef in het h.v.b. Lelystad. Op 25 februari 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Door klager is het volgende aangevoerd.
Bij elke verlenging van klagers verblijf in de EBI moet aan klager hulp door een psycholoog of psychiater worden aangeboden. Dit is niet gebeurd. Hij is niet geïnformeerd over deze hulp door het bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.) of de
selectiefunctionaris. Klager heeft deze hulp nodig, want hij lijdt aan psychische en lichamelijke stress.
Klager wil Nederland niet verlaten, want Nederland is het enige land dat hem kan beschermen tegen de uitlevering aan Italië. Klager heeft ook aan de selectiefunctionaris aangegeven dat hij niet naar Italië wil gaan. Nederland is het enige land dat hem
kan beschermen tegen het “misbruik” dat Italië in het werk wil stellen. Klager wil graag in Nederland blijven, vooral nu hij zijn straf in Nederland heeft uitgezeten. Hij heeft niets met Italië te maken en woont bovendien al 25 jaren in Nederland.
De selectiefunctionaris en de directeur van de inrichting gebruiken een rapport van de Italiaanse politie, waarin klager wordt afgeschilderd als een persoon die hij niet is. Klager begrijpt niet dat zij zich met de Italiaanse kwestie inlaten. De
Nederlandse rechters hebben laten weten alleen het Nederlandse deel van de zaak te behandelen en voor het overige niet bevoegd te zijn.
In september 2004 is klager gearresteerd, maar hij is drie dagen later weer vrijgelaten. In december van dat jaar is klager weer gearresteerd en vervolgens door de rechter-commissaris, onder druk van Italië, in voorarrest gezet. Op 5 januari 2005 is er
informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) binnengekomen, die ten grondslag ligt aan de plaatsing van klager in de EBI. Klager is ervan beschuldigd dat hij lid is van een criminele organisatie, dat er geld bij hem in beslag is
genomen en dat hij een compagnon was van [...].. Klager ontkent dit en is moe van alle beschuldigingen. Door de valse beschuldiging kan klager niet eten en slapen.

Op 25 augustus 2005 heeft klager van het afdelingshoofd gehoord dat er een negatief advies over hem was uitgebracht, zonder dat hij in kennis is gesteld van de inhoud van dit advies. Hij heeft geen gelegenheid gekregen voor een weerwoord. Op 29
augustus
2005 is de beslissing genomen om het verblijf van klager in de EBI te verlengen. Klager heeft beroep ingesteld tegen de verlenging, maar heeft pas op 7 september 2005 het volledige dossier ontvangen. Toen kwam hij er achter dat het negatieve advies van
de directeur d.d. 11 augustus 2005 was. Hij had graag een kopie gehad voor het gesprek met de selectiefunctionaris, zodat hij zich kon verdedigen. De beschuldiging is vals en kwaadaardig.
Klager vertelt over zijn persoonlijkheid dat hij vriendelijk is, maar dat wanneer hem onrecht wordt aangedaan, hij meteen zijn serieuze kant laat zien. Er zijn personen die dat verkeerd inschatten en dat als een bedreiging zien.
Klager vroeg informatie over het rooster. Hij vroeg bijvoorbeeld of ze de volgende ochtend eerst gingen luchten of eerst recreatie hadden, zodat hij kon beslissen of hij langer bleef slapen. De directeur beschuldigt klager ervan dat hij de camera’s in
de gaten houdt. Klager ontkent dit. Als hij gaat sporten, is er een traject waar de camera’s op ooghoogte staan. Dan kijk je tijdens het sporten al snel in een camera. In de keuken moet je bellen om eruit te mogen. Dat duurt soms lang en dan kijkt
klager in de camera en maakt een een gebaar waaruit blijkt dat hij het lang vindt duren. In het rapport worden twee opmerkingen weergegeven met betrekking tot de snelheid van het openen van de deur en de reactie op de intercom. Klager vindt dit in
feite
retorische vragen. Als het personeel zegt dat klager zijn echte gezicht niet toont, dan hebben ze zijn persoonlijkheid niet begrepen. Klager heeft een sterke persoonlijkheid. Hij is eerlijk en recht door zee, maar hij is ook emotioneel. Als iemand
klager een streek wil leveren, laat klager zijn serieuze kant zien. Klager wil respect. Het merendeel van de bewakers is billijk en sympatiek naar klager toe. Hij is verbaasd over de negatieve beoordeling van zijn persoon.
Klager mist het contact met zijn dochter, zijn familie. Hij heeft negen maanden hun stem niet gehoord. Hij zit onterecht in de EBI en vraagt om overplaatsing naar een gevangenis met een normaal regime, zodat hij contact kan hebben met zijn familie.

Door de raadsvrouw van klager is het volgende toegevoegd.
Ten aanzien van de op 5 januari 2005 binnengekomen AIVD-infomatie merkt de raadsvrouw het volgende op. De AIVD-informatie is getoetst door de landelijk officier van justitie en betrouwbaar bevonden. Echter, klager is niet in de gelegenheid gesteld om
de
betrouwbaarheid van de informatie te toetsen. Er is een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin is bepaald dat de informatie niet mag worden gebruikt als de rechter en de verdediging de informatie niet kunnen toetsen. In
strafzaken kan het hoofd van de AIVD worden gehoord.
Daarnaast is er een grote kans dat de uitlevering ontoelaatbaar wordt verklaard. De Minister van Justitie heeft de beslissing aangehouden tot de uitspraak van de rechtbank in Den Haag. Deze rechtbank zal op 29 september 2005 uitspraak doen. Voorts
levert Nederland geen in Nederland geïntegreerde vreemdelingen, zoals klager, uit aan Italië. De voorzieningenrechter oordeelde reeds dat de verblijfsbeëindiging van klager achterwege had dienen te blijven. Als de rechter deze lijn volgt, zal
vervolgens
de minister de uitlevering niet toelaatbaar verklaren. Klager zou dan over een maand op straat staan. Op deze mogelijkheid wordt niet ingespeeld. Tot slot is er geen nieuwe informatie bijgekomen die de conclusie rechtvaardigt dat er sprake zou zijn van
vluchtgevaar.

3.2 In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat de directeur, gezien de recente plaatsing van klager in de EBI afgewogen tegen de ernst van hetgeen in de inrichtingsrapportage is vermeld, van mening is dat klager
een gedetineerde is met een (extreem) verhoogd vluchtrisico. Hierin wordt ook meegenomen het feit dat de uitleveringszaak thans zijn einde lijkt te naderen.

3.3 De selectiefunctionaris die klager op 25 augustus 2005 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
De strafzaak, waarvoor om uitlevering is verzocht door Italië, loopt nog steeds. Volgens klager wordt deze zaak steeds overgedragen of aangehouden. Wederom vertelde klager aan de selectiefunctionaris het verhaal over zijn onschuld met betrekking tot de
informatie die heeft geleid tot zijn plaatsing in de EBI. Klager kan het moeilijk verkroppen dat het afgeschermde informatie betreft, die hij op deze wijze niet kan weerleggen. Klager benadrukt wederom dat hij geen enkel belang heeft om Nederland te
ontvluchten. Alleen hier voelt hij zich veilig. Hij heeft vertrouwen in het rechtssysteem. Met betrekking tot het verblijf in de EBI merkt klager op dat het hem slechts zwaar valt dat hij zijn kinderen niet kan bellen. Deze zijn slechts per mobiele
telefoon in Italië bereikbaar.
De selectiefunctionaris adviseert, gelet op het vorenstaande, dat klagers verblijf in de EBI kan worden verlengd. Met betrekking tot de aangeleverde informatie betreffende de vreemdelingenstatus van betrokkene en de gevolgen daarvan voor zijn
uitlevering, lijkt het de selectiefunctionaris raadzaam dat daar naar wordt gekeken.

3.4 De selectiefunctionaris verwijst terzake naar de inhoud van de brief van 11 maart 2005. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Aanvullend wordt
bericht dat gedurende de periode van 25 februari 2005 tot 11 augustus 2005 klagers bijzondere belangstelling is gebleken voor de veiligheidsmaatregelen in de EBI. Klager gaf zijn ogen en oren goed de kost en trachtte onder meer door middel van een
amicale manier van communiceren vaak een antwoord te krijgen op door hem gestelde vragen met betrekking tot het beveiligingsbeleid. Voorts is geconstateerd dat klager bij het transport door de inrichting alle camera’s goed in de gaten houdt. Door
Italië
is om klagers uitlevering verzocht in verband met zeer ernstige delictplegingen in het verlengde waarvan klager mogelijk wordt geconfronteerd met een zeer lange gevangenisstraf. Klager heeft zelf aangegeven bang te zijn om door Nederland te worden
uitgeleverd aan Italië in verband met een aantal rechtszaken. Hij gaf aan “absoluut niet naar Italië te willen”. Inmiddels is de uitlevering toelaatbaar geacht. In reactie op de brief van de raadsvrouw van klager d.d. 12 augustus 2005, waarin deze
preludeert op de besluitvorming inzake het verzoek om uitlevering, merkt de selectiefunctionaris op dat er nog steeds sprake is van een verzoek om uitlevering door Italië, in het verlengde waarvan klager zich in uitleveringsdetentie bevindt.

3.5 Bij brief van 17 oktober 2005 heeft de selectiefunctionaris bij zijn eerder ingenomen standpunt volhard.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Bij uitspraak van 29 april 2005, nr. 05/0460/GB, heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de beslissing tot plaatsing van klager in de EBI niet in strijd was met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt. Deze plaatsing van
klager vond plaats op grond van informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP), die conform de circulaire GRIP (d.d. 1 juli 2002, kenmerk 5172795/02/DJI) was voorgelegd aan de NRI-GRIP officier van justitie (ovj). In het ambtsbericht
van de NRI-GRIP ovj d.d. 13 januari 2005 wordt aangegeven dat over de herkomst van de informatie om zwaarwegende redenen geen mededeling kan worden gedaan. De informatie werd als betrouwbaar beoordeeld en zodanig actueel en concreet dat de conclusie
getrokken kon worden dat maatregelen getroffen dienden te worden ter waarborging van een ononderbroken voortzetting van de detentie van betrokkene. De gronden die destijds tot klagers plaatsing in de EBI hebben geleid, hebben aan actualiteit niet
ingeboet.

Wat de door klagers raadsvrouw geschatte kans betreft, dat klagers uitlevering ontoelaatbaar wordt verklaard, overweegt de beroepscommissie als volgt.
De voorlopige voorzieningenrechter heeft op verzoek van de raadsvrouw van klager bepaald bij wijze van voorlopige voorziening de uitzetting achterwege te laten alsmede de ongewenstverklaring van klager te schorsen zolang niet op het beroep is beslist.
Op 29 september 2005 is het beroep tegen de ongewenstverklaring van klager behandeld. Op dit beroep is nog niet beslist. Er bestaat kortom geen uitsluitsel over de uitlevering van klager aan Italië, nu de Minister deze beslissing heeft opgeschort in
afwachting van de uitspraak op het beroep. Klager verblijft dus nog steeds in detentie op grond van het uitleveringsverzoek van Italië.

De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden beslist tot verlenging van klagers verblijf in de EBI. Het terzake door en namens klager gevoerde
verweer doet hier niet aan af.
Nu niet of onvoldoende is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd met de wet is en, bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 24 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven