nummer: 05/1430/GA
betreft: [klager] datum: 8 november 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Lelystad,
gericht tegen een uitspraak van 9 juni 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. C.L. Kranendonk en [...], unit-directeur bij de locatie Lelystad.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met een positieve urinecontrole.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 9 mei 2005 is de uitslag van de urinecontrole aan klager meegedeeld. Hem is tevens meegedeeld dat hij 24 uur bedenktijd had om aan te geven
of hij een herhalingsonderzoek wenste of niet. Om die reden kon het rapport pas na 24 uur worden afgehandeld. Omdat er maar één directielid aanwezig was en er sprake was van een aantal vechtpartijen, die een beheersrisico vormden, heeft de afhandeling
van het rapport geen prioriteit gekregen. Het rapport is zo spoedig mogelijk afgehandeld. Zo spoedig mogelijk is een enigszins rekbaar begrip. Klager is echter, voordat het rapport is afgehandeld, niet achter de deur geplaatst. Het urinecontrolebeleid
is tevoren besproken met klager. De gedetineerden weten welke sancties worden opgelegd bij een positieve urinecontrole.
Aan het beroepschrift worden geen formele eisen gesteld. Er is gekozen voor een brief waarin in verschillende zaken beroep is ingesteld. In de toekomst zal per gedetineerde een apart beroepschrift worden opgemaakt.
Klagers raadsman heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft in één beroepschrift in verschillende zaken van verschillende gedetineerden beroep ingediend. Klager heeft zich erover
beklaagd dat hij en een andere gedetineerde hierdoor nu van elkaars zaken afweten door toezending van dit beroepschrift aan de twee gedetineerden. Deze handelswijze van de directeur is in strijd met het recht op de persoonlijke levenssfeer. Hierop zou
als sanctie moeten worden gegeven dat de directeur niet ontvangen wordt in het beroep. Artikel 69 Pbw kent weinig vormvoorschriften ten aanzien van het beroepschrift maar gesteld kan worden dat een beroepschrift individueel bepaald is. Nu er tegen twee
personen en twee beslissingen van de beklagcommissie, beroep wordt aangetekend zou gesteld kunnen worden dat niet voldaan wordt aan artikel 69 Pbw.
Verwezen wordt naar de beslissing van de beroepscommissie van 17 maart 1988, PI 1988, nr. 52.
Er dient zo snel mogelijk tot besluitvorming te worden gekomen. De besluitvorming is aan een bepaalde termijn verbonden. Niet nakoming van artikel 57 Pbw leidt tot nietigheid van de bestreden beslissing en er dient een tegemoetkoming te worden
toegekend.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het voorkeur verdient om per gedetineerde in een separaat beroepschrift beroep in te stellen en niet zoals in het onderhavige beroep in één beroepschrift beroep in te stellen met betrekking tot verschillende
uitspraken van verschillende gedetineerden.
Aan deze handelswijze van de directeur verbindt de Pbw geen rechtsgevolgen en er is ook overigens onvoldoende aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Klager is op 9 mei 2005 om 12.00 uur verslag aangezegd en dit verslag is op 12 mei 2005 om 15.00 uur schriftelijk afgehandeld.
Uit artikel 50, tweede lid, Pbw volgt dat de directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat een gedetineerde verslag is aangezegd. Ter zitting van de beroepscommissie zijn voor het eerst door de directeur de
bijzondere omstandigheden aangegeven waardoor klagers verslag niet eerder is afgehandeld. Binnen de inrichting was sprake van meerdere vechtpartijen en aan het afhandelen daarvan, er was slechts één directeur aanwezig in de inrichting, diende vanuit
het
beheersrisico dat deze vechtpartijen vormden, prioriteit te worden gegeven.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet is gebleken dat de directeur niet zo spoedig mogelijk nadat verslag is gedaan heeft beslist ten aanzien van de oplegging van de disciplinaire straf aan klager. Niet is gebleken dat
klager, die in de tussentijd gewoon aan het dagprogramma kon deelnemen, zodanig in zijn belangen is geschaad dat daaraan enig rechtsgevolg dient te worden verbonden. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager op de hoogte was van het beleid bij
urinecontrole en een straf is opgelegd conform dat beleid. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S van Gemert, secretaris, op 8 november 2005
secretaris voorzitter