nummer: 05/1742/GA
betreft: [klager] datum: 24 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 7 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het op cel hebben van goederen die niet waren gekocht in de winkel, waardoor aannemelijk is dat klager deze goederen heeft gestolen in de winkel waar hij werkte.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft beroep ingesteld, omdat in beklag was aangegeven dat er nog een lijst zou komen van de uit de winkel gestolen produkten. Klager heeft aangegeven dat hij de goederen niet zelf in de winkel had gekocht. Hij heeft niet gezegd dat hij ze heeft
gestolen, want dat was ook niet het geval. De after shave had hij in bruikleen, zodat hij het produkt even kon proberen voordat hij het eventueel zou kopen. De straf op zich is terecht - hij had goederen op zijn cel die hij daar niet mocht hebben -
maar
niet vanwege de diefstal. Klager is bang dat dit hem zal worden nagedragen tijdens zijn detentie. Hij heeft open kaart gespeeld en hoopte dat zou blijken dat hij niet heeft gestolen. Klager wist dat er celcontroles werden gehouden. Met die wetenschap
zou hij toch geen gestolen goederen op zijn kamer houden?
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was in de inrichting een ‘vaste’ winkel met gedetineerden als personeel. Het was standaard dat een ieder die goederen uit de winkel stal, een straf van zeven dagen kreeg opgelegd, omdat misbruik wordt gemaakt van een vertrouwenspositie. Klager
werkte
destijds in de winkel. Op een gegeven moment werd er gestolen, maar het was niet bekend door wie. Om daar achter te komen is een celinspectie gehouden. Tijdens deze inspectie bleek dat klager goederen op zijn cel had, die hij niet in de winkel had
gekocht. Het onderling ruilen van goederen in de inrichting is verboden. Klager heeft de betreffende goederen in elk geval niet op de reguliere manier verkregen.
De directeur heeft in de mededeling van de straf gezet dat het zeer aannemelijk is dat klager de spullen heeft gestolen, niet dat klager ze ook daadwerkelijk had gestolen.
3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager goederen op zijn cel had die uit de winkel afkomstig zijn, die hij niet in de winkel heeft gekocht. Het handelen van klager heeft aanleiding gegeven om aan hem een disciplinaire straf op te leggen.
Hoewel een andere omschrijving van het verboden bezit van de goederen in de strafbeschikking wellicht de voorkeur had verdiend, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet, en bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. D.A.N. Bartels, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 24 oktober 2005
secretaris voorzitter