Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1834/GA, 21 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1834/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de bejegening door een p.i.w.-er.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er zijn getuigen, zowel personeel als gedetineerden, die aanwezig waren toen klagers bril werd vernield en dat hij belachelijk werd gemaakt en vernederd werd door [A]. Misschien is dat de manier om gedetineerden te behandelen omdat het toch maar
criminelen zijn. Klager is net zoveel mens als ieder ander en laat het er niet bij zitten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft aangegeven dat hij excuus verlangt van dhr. [A]. Tijdens de beklagzitting heeft hij wederom aangegeven dat zijn klacht
expliciet gericht was tegen de bejegening door dhr. [A]. De houding van dhr. [A] tegenover klager betreft geen door of namens de directeur genomen beslissing.

3. De beoordeling
Artikel 69, eerste lid, Pbw bepaalt dat het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak dient te worden ingediend.
In de aantekening mondelinge uitspraak van de beklagcommissie, gedateerd 8 juli 2005, wordt niet vermeld of klager ter zitting is verschenen. De aantekening mondelinge uitspraak is verzonden aan klager op 14 juli 2005. In de aantekening is opgenomen
dat
tegen de uitspraak beroep kan worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van ontvangst van het afschrift van de uitspraak. Uit de schriftelijke uitspraak, die is uitgewerkt na het instellen van het
beroep
door klager, kan echter worden opgemaakt dat klager aanwezig was op de beklagzitting van 8 juli 2005, zodat hij binnen zeven dagen nadien beroep had moeten instellen. Nu klagers beroepschrift van 19 juli 2005 op 20 juli 2005 op het secretariaat van de
Raad is ontvangen, zou geoordeeld moeten worden, dat klager te laat beroep heeft ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. Volgens de aanwijzingen van de beklagcommissie heeft klager echter tijdig beroep ingesteld. Dat
die aanwijzingen onjuist waren, zal de beroepscommissie klager niet aanrekenen en hij zal dan ook in zijn beroep worden ontvangen.

Klager heeft in een schrijven van 20 april 2005 duidelijk aangegeven dat het hem niet gaat om een schadebedrag, maar om de behandeling door een p.i.w.-er en heeft dit ter zitting van de beklagcommissie bevestigd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan
naar
het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven