Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1581/GA, 21 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1581/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Overmaze te Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B.G.M. Frencken om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in weigering namens de directeur om klagers verlofaanvraag in behandeling te nemen.

De beklagcommissie heeft het beklag als zijnde ingetrokken afgedaan op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Omdat klager niet ter zitting van de beklagcommissie is verschenen, zou hij er blijk van hebben gegeven dat hij geen belang meer had bij de behandeling van zijn beklag. Dit is niet juist. Klager had zijn standpunt schriftelijk ingenomen en de
beklagcommissie had dit standpunt in overweging dienen te nemen. In de Pbw staat nergens dat klager aanwezig moet zijn bij de behandeling ter zitting.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het bepaalde in artikel 60, tweede lid, Pbw volgt dat een weigering om te beslissen gelijk wordt gesteld met een beklagwaardige beslissing als vermeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager kan derhalve in het beklag worden ontvangen.
Klager is door de beklagcommissie opgeroepen om ter zitting te verschijnen op respectievelijk 17 mei 2005 en 14 juni 2005. In de oproepingen van de beklagcommissie stond, zoals vermeld in de uitspraak van de beklagcommissie, dat indien klager niet ter
zitting mocht verschijnen, noch anderszins van zich zou laten horen de beklagcommissie zou aannemen dat hij geen belang meer had bij de behandeling van zijn klacht en de klacht als ingetrokken beschouwd zou worden. Dit betreft een invulling van de
procedure die de wet niet kent. Daarbij komt dat klager in een schrijven gedateerd 25 april 2005 duidelijk heeft aangegeven dat hij weliswaar inmiddels was overgeplaatst en op 4 mei 2005 met ontslag zou gaan, maar dat hij het erg op prijs zou stellen
als het beklag alsnog in behandeling zou worden genomen.
De beroepscommissie zal, gelet op het bovenstaande, de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en het beklag inhoudelijk beoordelen.

Klagers verlofaanvraag is niet in behandeling genomen, omdat er nog sprake zou zijn van een openstaande strafzaak; volgens de betreffende regeling zou dat een weigeringsgrond opleveren. De directeur heeft inlichtingen ingewonnen. Uit de verstrekte
informatie had de directeur kunnen opmaken dat er geen wijziging zou optreden in klagers ontslagdatum. Terzake van de openstaande strafzaak had klager immers een transactievoorstel van
€ 1.000,= ontvangen, te betalen uiterlijk op 6 april 2005, terwijl zijn ontslagdatum 4 mei 2005 was; naar de praktijk leert, zou het eventuele niet voldoen aan dat transactievoorstel de ontslagdatum niet hebben kunnen beïnvloeden.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat de weigering van de directeur om terzake van de verlofaanvraag te beslissen niet als redelijk of billijk kan worden aangemerkt. Het beklag zal derhalve
gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, omdat klager inmiddels in vrijheid is gesteld, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven