Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1622/GB, 8 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1622/GB

Betreft: [klager] datum: 8 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 22 september 2005 in Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam, door een lid van de Raad gehoord.
De raadsvrouw van klager, mr. J. Steenbrink, is ter zitting van de beroepscommissie op 23 september 2005 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 april 2002 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) Grave. Op 25 april 2005 is hij overgeplaatst naar het Paviljoen IV-A Demersluis, een h.v.b. met een individueel regime en een
uitgebreid beveiligingsniveau.

2.2. Bij uitspraak van 27 oktober 2005, met nummer 05/2110/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 25 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter
uit de beklagcommissie bij de locatie Oosterhoek te Grave over a. een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 12 dagen, wegens fysieke agressie naar een medegedetineerde, en b. het feit dat de medegedetineerde niet is
bestraft, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing toegelicht zoals opgenomen in het aangehechte verslag van horen van 22 september 2005.

Door de raadsvrouw van klager is het beroep tegen de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de beslissing van de selectiefunctionaris. Weliswaar heeft de selectiefunctionaris de beslissing binnen de wettelijke termijn genomen, maar klager is van mening dat hij het op hem “heeft gemunt”. Het is juist dat
klager is gesanctioneerd voor het slaan van een medegedetineerde in het h.v.b. Grave. Klager benadrukt in beroep dat hij meerdere malen (onder andere enkele dagen voor het incident) heeft aangegeven aan het personeel dat deze medegedetineerde hem
provoceerde en ruzie met hem zocht. De aanleiding van het incident was uiteindelijk gelegen in de omstandigheid dat deze gedetineerde in klagers gezicht spuwde en het personeel hiertegen niet wilde optreden. Dit kan het gedrag van klager niet
goedkeuren, maar hij heeft hiervoor een disciplinaire straf gekregen.
Klager is van mening dat hij geen eerlijke kans heeft gekregen om te laten zien dat hij wel degelijk kan functioneren in een regulier regime. Vanaf zijn binnenkomst in Grave werd aan hem door het personeel te kennen gegeven dat ze niet op hem zaten te
wachten. Het feit dat klager uit de EBI kwam, is niet door hem zelf rondverteld. Deze ‘status’ had hij dus niet behoeven te verwerven. De selectiefunctionaris geeft in zijn beslissing van 9 juni jl. aan dat, kort gezegd, ‘het EBI-argument’ niet aan de
beslissing ten grondslag ligt. Opmerkelijk is dat de selectiebeslissing van 20 april 2005 hier wel degelijk naar verwijst.
In de rapportage ‘Gedrag’ d.d. 30 maart 2005 over klager, opgemaakt door het h.v.b. Grave, staat kort gezegd te lezen dat klager zich negatief zou manifesteren en nauwelijks aanspreekbaar zou zijn op zijn gedrag. De raadsvrouw leest in de rapportage
niet dat klager ‘ondermijnend’ gedrag heeft vertoond en ‘manipulatief’ is naar het personeel. Bij de voorbeelden die in voornoemde rapportage zijn genoemd over zijn gedrag, staat niet vermeld dat klager hiervoor rapporten heeft ontvangen en/of welke
sanctie hierop is gevolgd.
Artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden bepaalt dat plaatsing in een individueel regime gerechtvaardigd kan zijn indien de omstandigheden of het gedrag van de gedetineerden in zodanige mate storend zijn c.q. is,
dat
voortgezette begeleiding in een regime van beperkte gemeenschap niet meer verantwoord is. Klager is van oordeel dat hij niet tot deze categorie behoort, maar dat de selectiefunctionaris kennelijk via een omweg (vanwege de gegrond verklaarde
beslissingen
met betrekking tot het EBI-regime) alsnog wil bereiken dat hij niet in een regulier h.v.b behoeft te worden geplaatst. Het slaan van een medegedetineerde is daar kennelijk een handvat voor geweest. In een regulier regime komt nu eenmaal (helaas) vaker
geweld voor tussen gedetineerden. Deze gedetineerden krijgen dan een disciplinaire straf, eventueel moeten zij deze straf elders uitzitten, en keren dan terug naar een regulier regime. Zij belanden niet direct eenzaam op een landelijke afdeling voor
beheersproblematische gedetineerden (l.a.b.g.).
Overigens is de raadsvrouwe niets gebleken van het tweemaal sanctioneren van klager. Uit de stukken blijkt maar van één sanctie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 23 december 2004 geplaatst in het h.v.b. Grave vanuit de EBI. Klager is daar op de inkomstenafdeling geplaatst, conform de procedure bij nieuw inkomende gedetineerden. Op 5 april 2005 heeft de directie van het h.v.b. Grave een voorstel
uitgebracht tot plaatsing in de l.a.b.g. op grond van het feit dat klager tot twee keer toe fysiek geweld heeft toegepast naar medegedetineerden waarbij aangifte van mishandeling zal worden gedaan door één van de slachtoffers, alsmede gelet op het
gedrag en de achtergrond van klager. Klager wordt omschreven als een persoon die afstandelijk en zeer achterdochtig is en er oppervlakkige contacten op nahoudt. Middels zeurend gedrag probeert klager zijn zin door te drijven, terwijl hij regelmatig
tegen regelgeving aanschopt en zich op een negatieve wijze manifesteert. Door zijn voormalige EBI-status geniet klager veel aanzien bij zijn medegedetineerden, van wie er één zich volledig ten dienste van klager stelt. Tevens intimideert klager
medegedetineerden en werd hij al enkele dagen na binnenkomst in verband gebracht met een vechtpartij, waarbij later is komen vast te staan, dat klager inderdaad de agressor in het conflict is geweest. Klager heeft zeer duidelijk waarneembaar het
slachtoffer gemaand zijn mond te houden over het voorval. Ook probeerde hij te bepalen hoe medegedetineerden zich dienden te gedragen of in te zetten bij activiteiten.
Op de verblijfsafdeling liet klager een zelfde soort gedrag zien naar het personeel en stelde hij zich dwingend op. Hij laat regelmatig grensoverschrijdend gedrag zien, terwijl hij daarvoor net niet gesanctioneerd kan worden. Het personeel constateerde
dat klager zwakkere gedetineerden onder druk zette door hen te dwingen tot het inleveren van belmomenten, ontnemen van kookmogelijkheid en spelbepalend gedrag naar anderen tijdens de sport. Hij probeerde naar andere gedetineerden uit te maken wat zij
wel en niet mochten op de afdeling zonder daarin de grenzen te overschrijden. Bij het aanspreken van klager over genoemd gedrag manipuleert klager zodat het lijkt of hij onschuldig is. Naarmate het verblijf van klager vorderde nam de spanning op de
afdeling toe, met name onder gedetineerden, en werd besloten hem naar de “spiegelafdeling” over te plaatsen. Echter, ook daar legde klager al snel negatief en ondermijnend gedrag aan de dag, eigende hij zich groepszaken toe en was hij opnieuw
grensverleggend bezig, waarbij opviel dat hij zeer manipulatief opereerde. Op 29 maart 2005 heeft klager tijdens de fitness een woordenwisseling gehad met een medegedetineerde, die ging over het negatieve gedrag van klager. Enkele dagen later heeft
klager wraak genomen door hem aan te vallen en te mishandelen, waarna het besluit is genomen klager in de Landelijke afzonderingsafdeling te plaatsen en hem voor te dragen voor plaatsing op de l.a.b.g. van de p.i. Vught of de p.i. Amsterdam. Voor een
uitgebreide beschrijving van klagers gedrag, verwijst de selectiefunctionaris naar de gedragsrapportage van de inrichting, waarbij tevens is gevoegd de rapportage van de EBI en de rapportage vanuit p.i. Arnhem. Sinds de wegplaatsing van klager hebben
meerdere gedetineerden melding gemaakt van de opluchting dat klager was weggeplaatst.
Op 5 april 2005 is het selectievoorstel op het bureau selectiefunctionarissen te Zwolle binnengekomen en op 20 april 2005 is de beslissing genomen klager te plaatsen op de l.a.b.g. van de p.i. Amsterdam, alwaar hij op 25 april 2005 is geplaatst.
Voorgaande beslissing is als volgt gemotiveerd: “...gebaseerd op de informatie van de inrichting, waaruit gebleken is dat u zeer negatief en ondermijnend gedrag vertoont op de afdeling, waarbij u tevens erg manipulerend bent naar personeel. Tevens heeft
u
fysiek geweld gebruikt naar gedetineerden, waardoor u onlangs tweemaal gesanctioneerd bent. Een en ander in combinatie met uw detentieverleden, waarin de EBI-status naar voren komt en waarmee u een bepaalde status verwerft bij uw medegedetineerden. U
bent niet te handhaven in een regulier h.v.b., zo is gebleken.”
Dat het verblijf op de l.a.b.g. onprettig is, is naar de mening van de selectiefunctionaris geen selectiecriterium. Het feit dat klager aangeeft geen eerlijke kans te hebben gehad, is te weerleggen met het gegeven dat klager ongeveer vier maanden in
Grave heeft verbleven en daar heeft kunnen laten zien dat hij zijn gedrag en functioneren kan aanpassen, dat heeft hij echter niet gedaan.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van
algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een
ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. Uit de omtrent klager uitgebrachte rapportage blijkt dat klager zeer
negatief en ondermijnend gedrag vertoont op de afdeling en tevens manipulatief is naar het personeel toe. Klager heeft tevens fysiek geweld gebruikt naar een medegedetineerde. Het beroep van klager tegen de hem hiervoor opgelegde disciplinaire straf is
door de beroepscommissie ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager voldoende kansen gekregen, maar deze niet benut.
De beroepscommissie is, gelet op de verstrekte gegevens omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag, van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klager over te plaatsen naar een h.v.b. met een individueel regime en een uitgebreid
beveiligingsniveau, te weten het Paviljoen IV-A Demersluis, niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 8 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven