nummer: 05/1886/GA
betreft: [klager] datum: 7 november 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de gevangenis Veenhuizen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder radio en televisie voor de duur van drie dagen, omdat klager positief heeft gescoord op cannabis bij een urinecontrole;
b. opschorting van de detentiefasering voor drie maanden.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De positieve scores zijn een feit. Er zijn echter mondeling afspraken gemaakt dat tussen de eerste urinecontrole en de daaropvolgende urinecontrole 14 dagen behoren te zitten. Dit staat ook in het handboek voor gedetineerden, het bajesboek. Klager had
een afbouwperiode gekregen en ging daarbij uit van die 14 dagen. Dat zijn de regels en die zijn niet gevolgd. Klager heeft in de twee jaar die hij heeft gezeten twee urinecontroles gehad. Als hij straf verdient, dan schikt hij zich daarin, maar nu niet
want er zijn afspraken niet nagekomen. Klager is geen stevige roker en dat hij positief bezig is wordt helemaal niet gezien. Hij is al jaren af van de harddrugs. Klager is inmiddels vanuit Esserheem naar Doetinchem overgeplaatst, maar dat had eerder
gekund. Desgevraagd geeft klager aan dat een mentor uc een urinecontrole is die wordt gehouden binnen twee weken na binnenkomst van een gedetineerde. Bij klager was dat echter na een jaar.
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Binnen de inrichting geldt een drugsontmoedigingsbeleid. Bij binnenkomst van een gedetineerde wordt een zogenaamde mentor uc afgenomen. Die heeft klager niet gekregen. Toen hij voor detentiefasering in beeld kwam is bij hem een urinecontrole afgenomen.
Er is toen verwarring ontstaan over de vraag of dat een mentor uc was of niet. De urinecontrole liet een positieve score zien, maar klager is hier niet voor bestraft. De selectiefunctionaris neemt die positieve uitslag wel mee bij zijn beslissing. De
praktijk leert dat de selectiefunctionaris na een positieve urinecontrole negatief beslist op verzoeken om overplaatsing, dus wordt de detentiefasering opgeschort. Na de eerste urinecontrole is klager aangezegd dat de tweede urinecontrole spoedig zou
volgen. Nu is dat na 10 dagen geweest, normaliter wordt een veiligheidsmarge van 14 dagen aangehouden. Achteraf bezien was het handiger geweest om in dit geval ook die 14 dagen aan te houden. Gelet echter op de hoogte van de score, was het duidelijk
dat
klager gebruikte.
3. De beoordeling
Met betrekking tot a.
De beroepscommissie stelt vast dat doorgaans tussen de eerste zogenaamde mentor uc en een daaropvolgende urinecontrole een periode van 14 dagen wordt aangehouden. In dit geval is de tweede urinecontrole na 10 dagen gehouden. Het feit dat in de
inrichting is afgeweken van de periode van 14 dagen leidt er echter niet toe dat de opgelegde disciplinaire straf nietig is, nu, gelet op de positieve score, vaststaat dat klager drugs heeft gebruikt. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond
worden verklaard.
Met betrekking tot b.
De beroepscommissie verstaat de opschorting van klagers detentiefasering niet als een beslissing van de directeur, maar als een mededeling van het beleid dat de selectiefunctionaris pleegt te volgen. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie op dit
onderdeel vernietigen en klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
De beroepscommissie merkt ten overvloede op dat het niet aan de directeur is om beslissingen inzake detentiefasering te nemen. Ingevolge vaste rechtspraak van de beroepscommissie is de inrichting verplicht om verzoeken om overplaatsing door te sturen
naar de selectiefunctionaris die in deze beslissingsbevoegd is.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de disciplinaire straf ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot de mededeling opschorting detentiefasering en verklaart klager alsnog in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 7 november 2005
secretaris voorzitter