Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2010/GA, 3 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2010/GA

betreft: [klager] datum: 3 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 augustus 2005 van de beklagcommissie bij de verslaafden begeleidingsafdeling Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde verslaafden begeleidingsafdeling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de hulpverlening door de Brijder Stichting en het vermelden van onjuistheden in een rapport van de Brijder Stichting en de beschikking van de directeur over een opgelegde voorwaardelijke disciplinaire straf.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag wat betreft de klacht over de Brijder Stichting en het beklag voor het overige ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De brief van de Brijder Stichting is gecorrigeerd. Er zijn echter andere zaken niet besproken zoals de verplichting van de directeur om ervoor zorg te
dragen dat klager op een zitting van 26 november 2004 aanwezig had kunnen zijn en het na terugplaatsing opnieuw doorlopen van het toeleidingsprogramma.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In beroep voert klager onderwerpen aan die blijkens de overgelegde stukken niet eerder door hem in geding zijn gebracht. Het gaat hierbij om de klachten dat de directeur ervoor had moeten zorgdragen dat klager op een zitting van 26 november 2004
aanwezig had kunnen zijn, en het na terugplaatsing opnieuw doorlopen van het toeleidingsprogramma. Klager kan niet in beroep nieuwe klachten naar voren brengen. Deze klachten blijven derhalve verder buiten beschouwing.

Voor het overige komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven