Nummer: 05/1781/GB
Betreft: [klager] datum: 31 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Rotterdam. Op 13 mei 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Het WODC heeft een onderzoeksresultaat gepubliceerd omtrent gevangenen die zonder resocialisatie ineens buiten staan, zonder huis, geld of enige gewenning. Een tweede kamerlid was desgevraagd in het televisieprogramma NOVA van mening dat wanneer
gedetineerden op deze wijze vrijkomen, de kans groot is dat zij opnieuw in de fout gaan. Een selectiefunctionaris als de onderhavige werkt daar volgens klager aan mee. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) bevat volgens klager slechts de inhoud
van het vonnis van klager. Er zijn voldoende uitspraken van deze Raad die een dergelijke beslissing verwerpen. De selectiefunctionaris heeft op geen van de dertien door klager in bezwaar genoemde punten gereageerd. Klager begrijpt dat de
selectiefunctionaris een grote mate van vrijheid heeft, maar een beslissing moet in elk geval inhoudelijk te toetsen zijn. Indien de selectiefunctionaris in het gelijk wordt gesteld, moet klager zijn straf uitzitten zonder detentiefasering, hetgeen
klager zeer zou bevreemden. Klager verzoekt zijn beroep mondeling toe te lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 8 juli 2005 heeft de selectiefunctionaris een selectieadvies ontvangen van de gevangenis Veenhuizen, locatie Norgerhaven, waarin werd aangegeven dat men klager geschikt achtte voor een inrichting met regimair gebonden verlof. Dit voorstel is door de
selectiefunctionaris afgewezen omdat klager sinds 1992 meerdere malen is veroordeeld voor zware feiten waarbij sprake was van geweld en zijn handelen veel maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt. Vanaf 1992 zijn, zo blijkt uit het justitiële
documentatieregister, aan betrokkene in totaal een twintigtal jaren gevangenisstraf opgelegd. Tussen de detenties van 1992 tot heden was hij slechts een korte tijd vrij. Daarnaast werd hem tijdens een detentie een onderbreking toegekend waarvan hij
niet
terugkeerde. Ook nu is klager weer gedetineerd voor een geweldsdelict. Hem is namelijk een gevangenisstraf opgelegd van een zestal jaren en deze detentie eindigt op 26 november 2006.
De selectiefunctionaris heeft het verzoek om plaatsing in een b.b.i. afgewezen. Hij deelt namelijk de mening van het OM dat klager door zijn handelen grote maatschappelijke onrust veroorzaakt. Daarnaast blijkt uit de rapportage op geen enkele wijze dat
klager pogingen heeft ondernomen en zal ondernemen om te werken aan de aspecten die hebben geleid tot het langdurig gedetineerd zijn. Navraag bij de inrichting leverde niets op en men gaf aan dat klager wat luchtig denkt over het ondergaan van de
detentie en zeker niet de indruk geeft dat hij aan zichzelf moet werken. De selectiefunctionaris meent dat juist dit laatste van belang is voor klager. De selectiefunctionaris acht de kans op recidive aanzienlijk kleiner wanneer klager bijvoorbeeld een
agressietraining of andersoortige behandeling zou volgen. Kortom, de selectiefunctionaris is van oordeel dat klager zonder een goede voorbereiding geen kandidaat is voor een setting met vrijheden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Klager is op 20 mei 2003 veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een filiaal van een winkelbedrijf, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen waarmee hij gericht op de
eigenaar
heeft geschoten. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft geadviseerd om klager niet in een b.b.i. te plaatsen, vanwege de aard en de ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust die
regimaire verloven kunnen veroorzaken bij de slachtoffers en hun leefomgeving. Uit de justitiële documentatie blijkt dat klager sinds 1986 meerdere malen is veroordeeld voor diverse feiten, waaronder een aantal geweldsdelicten. Klager is sinds 1992
slechts korte perioden vrij geweest en er is over een lange tijd sprake van snelle recidive. Bovendien is aan klager tijdens een detentie onderbreking toegekend, waarvan hij niet terugkeerde.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd is
met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag en het delict verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een
beperkt beveiligingsniveau.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 31 oktober 2005
secretaris voorzitter