Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1982/GA, 21 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1982/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 juli 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], waarnemend unit-directeur van de locatie Ooyerhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen en overplaatsing naar een cel aan de andere zijde van de afdeling, omdat klager een medewerkster van de inrichting op
een obscene manier teksten heeft toegeroepen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Desgevraagd geeft klager aan dat het hem nog steeds om het hele plaatje gaat. De mededeling van de beklagrechter dat het klager niet meer om de drie dagen afzondering zou gaan is onjuist. Klager ontkent iets te hebben geroepen. Hij volgde éénmaal in de
week onderwijs en heeft af en toe eens een keer met de onderwijzeres gepraat. Klager vindt het heel vreemd dat zij zijn stem heeft herkend, terwijl ze hem amper spreekt. Klager heeft zelf niet gehoord dat iemand wat heeft geroepen, hij stond niet bij
het raam. Het gesprek met de onderwijzeres en de directeur loste niets op, omdat klager geen excuses gaat maken voor iets dat hij niet heeft gedaan. Klager gaat niet zomaar iemand beledigen waar hij niets tegen heeft. Hij heeft geen reden om
vrouwonvriendelijk te zijn. Ook de beschuldiging van het plegen van seksuele handelingen is heel vreemd; daarover staat niets in het dossier, maar het wordt wel aan klagers naam verbonden. Klager kan niet meer naar het onderwijs, want door de
beschuldigingen zal er over hem worden gepraat. Hij kan niet met oogkleppen op rondlopen. Een personeelslid heeft onlangs nog tegen klager gezegd dat er constant dingen op de afdeling worden geroepen en hij dan niet kan horen wie dat doet. Klager heeft
de onderwijzeres zelf niet gezien, de locatiedirecteur kwam later langs om het rapport af te handelen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet gestraft voor het maken van obscene gebaren. De straf beperkt zich tot de uitlatingen. De onderwijzeres weet zeker dat klager de uitlatingen heeft gedaan. Hij stond schreeuwend voor het raam. De inrichting heeft de vorm van een kruis.
Aan
één kant van de afdeling hebben gedetineerden zicht op de ingang. Als er wat wordt geroepen is dat goed hoorbaar.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging
van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt.

In het schriftelijke verslag van 26 mei 2005 staat dat de verslaglegging niet aan de betrokkene is medegedeeld. Klager heeft ter zitting aangegeven dat de locatiedirecteur bij hem langs is geweest om het rapport af te handelen en dat hij van de
onderwijzeres niets heeft gehoord, hetgeen niet is weersproken door de directeur. Gelet hierop stelt de beroepscommissie vast dat voorafgaand aan de oplegging aan klager van de disciplinaire straf niet een door artikel 50, eerste lid, van de Pbw
voorgeschreven mededeling aan klager van een op te maken schriftelijk verslag heeft plaatsgevonden. De beslissing van de directeur is derhalve in strijd met de daarvoor geldende, dwingende, wettelijke bepalingen genomen. Het beroep zal dan ook gegrond
worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 15,= worden toegekend.
De beroepscommissie merkt ten overvloede nog op dat zij de inhoud van het schriftelijke verslag, hoewel die summier is weergegeven, voor juist aanneemt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 21 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven