Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1798/GA, 20 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1798/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2005 van de beklagcommissie bij de zeer beperkt beveiligde inrichting/isd Haaglanden te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.P.C.M. van Es, en [...], waarnemend unit-directeur bij de zeer beperkt beveiligde inrichting/ isd
Haaglanden. Klager heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens de beschuldiging van klager dat een personeelslid een relatie met klager heeft gehad.

De beklagcommissie heeft het beklag gedeeltelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ordemaatregel is ten onrechte door de beklagcommissie in stand gelaten. Uit verklaringen van familieleden van klager blijkt dat er een relatie
tussen klager en het betreffende personeelslid is geweest. Het personeelslid is na zijn vrijlating op 23 juli 2004 zelfs meerdere keren bij de familie van klager thuis geweest. De directeur heeft dit niet nader onderzocht en heeft kennelijk alleen het
betreffende personeelslid geconfronteerd met de beweringen van klager. De grondslag van de maatregel is onjuist. De grondslag is niet dat het voor partijen beter zou zijn als klager niet meer op de afdeling zou verblijven, maar dat klager personeel
heeft beschuldigd en dat daardoor de orde, rust en veiligheid in gevaar zou zijn gebracht. Hiervan is echter geen sprake. Er heeft een draai plaatsgevonden in de reden die tot de afzondering heeft geleid. Klager heeft vanwege de druk op hem door
provocaties en intimidaties, opening van zaken willen geven. Hij is tijdens het sporten lastiggevallen door andere gedetineerden die vervelende opmerkingen naar hem maakten. Het betreffende personeelslid had zich dienen te onthouden van het aangaan van
een relatie met klager en had na klagers hernieuwde detentie dit moeten melden aan haar leidinggevenden. De maatregel is genomen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur doordat geen genoegzaam onderzoek heeft plaatsgevonden. Het verhaal van
klager is simpelweg niet geloofd. Verder is de maatregel onevenredig doordat de zwaarste ordemaatregel van veertien dagen in een afzonderingscel is opgelegd. Klager heeft goed gefunctioneerd in het SOV project. Naar aanleiding van het voorgevallene
worden de lasten volledig op hem afgewenteld. Er is tevens sprake van strijd met de proportionaliteit en subsidiariteit.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er heeft wel degelijk onderzoek plaatsgevonden naar de vermeende relatie. De beweringen van klager zijn serieus genomen. Een bestaande relatie
zou een reden kunnen zijn voor ontslag van het betreffende personeelslid. Met de informatie van toen is aan klager een ordemaatregel opgelegd. Indien de door klager overgelegde verklaringen toen bekend waren geweest, had dit overigens niet tot een
andere uitkomst geleid. De betreffende medewerkster ontkent buiten de inrichting contact te hebben gehad met klager of zijn familie. In de brief die klager heeft geschreven staan algemene zaken en geen specifieke informatie over de medewerkster. Met de
overgelegde brieven is niets gedaan. De reden voor de afzondering is mede gelegen in de verstoorde relaties onder het personeel. Dit bleek uit reacties van het personeel richting klager.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid juncto artikel 23, eerste lid, onder a, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Ook als in het midden wordt gelaten of er al dan niet een relatie met een personeelslid is (geweest) geldt het volgende. Er was sprake van provocaties en intimidaties van de zijde van medegedetineerden alsmede van een verstoorde verhouding tussen
klager
en personeelsleden. Dit klemt temeer nu klager een maatregel van strafrechtelijke opvang in een inrichting voor verslaafden ondergaat. Gelet hierop is de maatregel niet in strijd met een wettelijk voorschrift en evenmin bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk. Hetgeen door klager in beroep is aangevoerd, kan derhalve niet tot een andere beslissing van de beklagcommissie leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven